Transitie naar natuurlijke plaagbestrijding belangrijk voor biodiversiteit
Atlas Leefomgeving, Atlas Natuurlijk KapitaalOns agrarisch gebied veranderde in de afgelopen honderd jaar sterk. De kleinschalige landbouw verdween door ruilverkaveling, schaalvergroting en intensivering. Daarmee verdwenen ook veel hagen, houtwallen en kleinschalige landschapselementen. Grootschalige monoculturen kwamen er voor in de plaats, waarbij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen gewoon is geworden.
Dit heeft ook een keerzijde. De biodiversiteit in het agrarisch gebied staat sterk onder druk. Zo namen de akkerplanten (35 procent), grasvlinders (80 procent) en kenmerkende boerenlandvogels als de weidevogels (85 procent) sinds 1900 sterk af in het agrarisch gebied. Dit toont een historische tijdreeks van het Centraal Bureau voor Statistiek. Ook zijn er sterke signalen dat de insectenpopulaties drastisch afnemen in agrarische gebieden.
Insectenpopulaties nemen af
Leo Posthuma is expert milieurisico’s en duurzame ontwikkeling bij het RIVM en bijzonder hoogleraar aan de Radboud Universiteit. “In 2017 schudde een studie van Nijmeegse wetenschappers op basis van Duitse data de wereld wakker”, vertelt hij. “In Duitse natuurgebieden vlakbij de Nederlandse grens daalde de totale biomassa aan vliegende insecten (het totale gewicht aan alle insecten) de laatste 27 jaar met 75 procent. Dat is schokkend, dacht ik toen, vanwege de belangrijke rol van insecten voor de bestuiving van planten in de natuur en bij onze voedselgewassen. Het werd ook wereldnieuws.”
Helaas zijn er in Nederland niet genoeg data om een soortgelijke vergelijking te kunnen maken. Dit bleek uit een onderzoek van de WUR, Vlinderstichting en EIS waarin gekeken werd of de Duitse studie ook exemplarisch was voor natuurgebieden in Nederland. Wel vermoeden de onderzoekers dat de Nederlandse situatie niet heel anders is. De onderzochte gebieden zijn volgens hen grotendeels vergelijkbaar met de Nederlandse natuurgebieden qua grootte, landschappelijke ligging en habitat. Een recente studie in twee natuurgebieden in Nederland laat een vergelijkbaar sterke afname van de biomassa van nachtvlinders zien: 49 procent over 20 jaar.
Ook met de zweefvliegen gaat het niet goed. Volgens een recent onderzoek van onder andere de Radboud Universiteit zijn er 80 procent minder zweefvliegen in het bos dan veertig jaar geleden. Ook verdween bijna de helft van de soorten. Omdat het onderzochte bos en zijn omgeving in de loop der jaren weinig veranderd is, zullen externe factoren waarschijnlijk de oorzaak zijn. Uit een recente studie van het IUCN blijkt dat ruim een derde van de Europese zweefvliegen met uitsterven wordt bedreigd. Dit komt waarschijnlijk vooral door intensieve landbouw. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen heeft invloed op minimaal 55 soorten.
Gewasbeschermingsmiddelen beïnvloeden waterkwaliteit
Ook beïnvloeden gewasbeschermingsmiddelen de waterkwaliteit. STOWA, kenniscentrum voor de waterschappen, onderzocht in 2018 de toxische druk van chemische stoffen in het Nederlandse oppervlaktewater. De toxische druk is het negatieve effect van een bepaalde stof of mengsel van stoffen op het leven in en rond het water. Hoe hoger de druk, hoe meer de stof het leven in het water belemmert.
“Bij locaties met een hoge tot zeer hoge toxische druk zagen we vaak de invloed van gewasbeschermingsmiddelen”, vertelt Leo. “Bij 59 procent van de onderzochte locaties is een hoge tot zeer hoge toxiciteit gemeten. Het leven in en rondom het water is daardoor veranderd. Dat weerspiegelt dan meteen de kwaliteit van ons water en de mate waarin we dit veilig kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld als drink- of zwemwater. We kunnen dus grote winst boeken als we minder gewasbeschermingsmiddelen gaan gebruiken.”
Beleid heeft nog niet gewenste effect
Het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen heeft ook de aandacht van de overheid. Haar beleid heeft alleen nog niet het gewenste effect gehad. Dat stelt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst (2019). Er is nauwelijks een afname van het totale verbruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Ook is de stap naar weerbare teelten, onder andere met meer gebruik van natuurlijke plaagbestrijders, nog niet gemaakt. Het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 moet daar verandering in brengen.
Vicieuze cirkel
De afname van insecten is zorgelijk volgens Leo. “Maar voor de agrarische gebieden waar de daling vermoedelijk sterker is dan in natuurgebieden, is het helemaal funest”, stelt hij. “Insecten leveren een belangrijke bijdrage aan ecosysteemdiensten die voor de landbouw belangrijk zijn. Zo zijn veel gewassen afhankelijk van dierlijke bestuivers. Verschillende soortgroepen, zoals zweefvliegen, zijn prima gratis hulpkrachten om plagen te bestrijden. Als er geen natuurlijke plaagbestrijders meer zijn, raken we steeds meer afhankelijk van gewasbeschermingsmiddelen.”
Er ontstaat dan een vicieuze cirkel. “Als een boer meer gewasbeschermingsmiddelen gaat gebruiken, gaat zijn oogst eenmalig omhoog", legt Leo uit. "Maar dit heeft wel een prijs. Want zijn natuurlijke plaagbestrijders roeit hij uit. Ook hun voeding vernietigt hij. Zo zorgt hij voor een landschap waar natuurlijke vijanden niet meer kunnen wonen. Als plaagdieren dan ook nog eens resistent worden tegen veelgebruikte middelen, dan heb je nog meer gewasbeschermingsmiddelen nodig om hetzelfde effect krijgen. Zo maken boeren zichzelf in toenemende mate afhankelijk van gewasbeschermingsmiddelen en gaat de ecologische kwaliteit van hun landschap steeds verder achteruit.”
Plaag herstelt sneller dan vijand
Onderzoekers Paul van Rijn en Arne Janssen van het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (IBED) van de Universiteit van Amsterdam toonden deze vicieuze cirkel wetenschappelijk aan met een modelstudie en een metastudie. Ze publiceerden hun resultaten in het wetenschappelijke tijdschrift Ecology Letters.
Paul: "Als je over een heel seizoen kijkt, blijkt het effect van gewasbeschermingsmiddelen nul. Als je gaat bestrijden, neemt de plaag tijdelijk af, maar het aantal natuurlijke vijanden gaat ook omlaag. Die worden bijna altijd beïnvloed door bestrijdingsmiddelen, ook doordat ze minder te eten hebben. De plaag heeft wel voldoende voedsel en herstelt dus sneller dan de vijand. Hij kan daarna tijdelijk juist hogere aantallen bereiken en uiteindelijk evenveel of zelfs meer schade veroorzaken dan zonder bestrijdingsmiddelen.”
Monoculturen helpen niet
Het helpt niet mee dat ons agrarisch landschap grotendeels bestaat uit monoculturen. “Ziekten en plagen verspreiden zich snel in een monocultuur”, verduidelijkt Leo. “Dat maakt deze manier van landbouw bedrijven kwetsbaar. Er hoeft maar een plaaginsect of schimmel te komen en binnen de kortste keren is het hele perceel aangetast. Op veel hulp van natuurlijke vijanden hoef je niet te rekenen. Want zo’n monocultuur biedt te weinig voedsel en schuilplaatsen. Ook is er maar één oogstmoment. De weinige aanwezige natuurlijke plaagbestrijders vertrekken daarna meteen, want er is geen voedsel meer.”
Strokenteelt als alternatief voor monoculturenlandschappen
Het planten van meerdere gewassen naast elkaar (strokenteelt) als alternatief voor de monoculturenlandschappen biedt volgens Leo meerdere voordelen. “Als boer spreid je de financiële risico, want je bent niet meer afhankelijk van één gewas”, legt hij uit. “Plagen en ziektes verspreiden zich minder snel. En je kunt je natuurlijke plaagbestrijding versterken door te zorgen voor gewassen die op verschillende momenten in het seizoen moeten worden geoogst. Beestjes kunnen dan bij de oogst van het eerste gewas vluchten naar het andere gewas. Zo kun je zorgen voor een robuuste populatie natuurlijke plaagbestrijders.”
Mengteelten brengen bovendien meer organische stof in de bodem en leggen meer koolstof vast. Volgens Leo een mooie win-winsituatie voor boer en landschap. Daar moeten we veel meer naar toe. Onderzoekers van de WUR experimenteren daar nu samen met boeren mee in het project Strokenteelt.
Bloemrijke akkerranden en houtige elementen
Paul van Rijn onderzoekt al jaren hoe natuurlijke maatregelen ecosysteemdiensten als bestuiving en plaagbestrijding kunnen versterken. “Met geringe inspanning is het mogelijk om een gunstige situatie te creëren voor de natuurlijke vijanden van bladluizen. Dit heet functionele agrobiodiversiteit (FAB). Hiermee bedoelen we: het afstemmen van maatregelen voor meer biodiversiteit in de verschillen soortgroepen (bijen, zweefvliegen en lieveheersbeestjes) die de ecosystemen leveren.”
Een mooi voorbeeld hiervan is het onderzoeksprogramma in de Hoeksche Waard waarbij Paul betrokken was. Boeren, landbouwkundigen en natuurbeschermers onderzochten samen of akkerranden natuurlijke plaagbestrijding versterken. En zo ja, welke typen akkerranden zijn dan het beste? Op jaarlijks zo’n dertig percelen met wintertarwe en aardappelen werden niet alleen de akkerranden gemonitord, maar ook de gewassen. In de zaadmengsels voor de akkerranden zijn zoveel mogelijk bloemen opgenomen die geschikt zijn voor natuurlijke vijanden, zoals zweefvliegen.
Na twee jaar waren er al duidelijke resultaten. “Akkerranden met veel bloeiende planten hebben het grootste effect”, stelt Paul. “In deze akkerranden vind je veel wilde bijen en hommels, maar ook veel natuurlijke vijanden zoals zweefvliegen, gaasvliegen en lieveheersbeestjes, ook in het aangrenzende gewas. Dit zorgt voor een snelle afname van het aantal bladluizen op de aardappelvelden. Dit effect loopt bij meerjarige akkerranden wel snel terug. Die vergrassen na verloop van tijd en zijn dan minder bloemrijk.” Het experiment vroeg om vervolgonderzoek. Hoe betrouwbaar is het systeem? Hoe stel je de perfecte bloemenmengsels samen? “Dat onderzoeken we nu in FABulous Farmers. Dit Europese Interreg-project heeft tot doel de om functionele agrobiodiversiteit te implementeren. Hoe kunnen we de natuurlijke soortenrijkdom optimaal benutten voor ecosysteemdiensten ten dienste van de landbouw?”
Houtige elementen van levensbelang voor natuurlijke plaagbestrijders
Ook de aanwezigheid van houtige elementen in het landschap is heel belangrijk voor de populatie bestuivers en plaagbestrijders. Zoals hagen, bomen en struiken. Paul: “Natuurlijke plaagbestrijders moeten kunnen overwinteren. Vaak zoeken ze een schuilplaats in de bast of in de strooisellaag van bomen. Maar dan moeten die er wel zijn.” Daarom is het heel belangrijk om heel goed te kijken naar de behoefte van de natuurlijke plaagbestrijders tijdens het hele seizoen en niet alleen tijdens het piekseizoen. Zo vinden zweefvliegen die in het voorjaar uit winterrust komen, nog weinig prooi in de akkers. Ook daarom zijn bomen en struiken belangrijk, daar vinden ze dan wel voedsel.”
Maatwerk
Natuurlijke plaagbestrijding is maatwerk. Zo is het noodzakelijk om naar de hele levenscyclus van de natuurlijke plaagbestrijders te kijken. “Larven van zweefvliegen eten bladluizen, maar als ze volwassen zijn hebben ze ander voedsel nodig, namelijk stuifmeel en nectar”, legt Paul uit. “Dan moet je zorgen dat er bloemen zijn, maar ook dat de juiste bloemen er zijn. Zo kunnen volwassen vrouwtjeszweefvliegen niet bij de nectar van veel soorten bloemen. Deze zijn te diep en te nauw. Bij gebrek aan bloemen met bereikbaar nectar kunnen deze vrouwtjes niet zorgen voor nieuwe larven die plagen kunnen opruimen. Ook kun je voedselplanten van plaagdieren beter vermijden. Zo voorkom je dat de plaag ongewild gestimuleerd wordt.”
Met scouten gebruik gewasbeschermingsmiddelen beperken
Agrariërs kiezen volgens Paul vaak te snel voor de kortetermijnoplossing. “Boeren gaan dan spuiten om elk risico op schade te vermijden. Of ze baseren zich op adviseurs van gewasbeschermingsmiddelen. Maar dat is lang niet altijd nodig of wenselijk.’’
Telers moeten volgens hem veel meer gaan scouten. “Zitten er wel ziekten of plagen in het gewas? Komen ze wel in de buurt van de schadedrempel? Een schadedrempel geeft aan bij hoeveel aantasting of bij welke dichtheid van schadelijke organismen moet worden ingegrepen om economische schade te voorkomen. Zo ja, zijn er niet al voldoende natuurlijke vijanden in het gewas? Door alleen in te grijpen als er aanwijzingen zijn dat schade kan ontstaan, kunnen boeren het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen aanzienlijk beperken. Door minder te spuiten, aangevuld met FAB-maatregelen, kunnen zij hun bedrijf en landschap geschikter maken voor natuurlijke plaagbestrijders. Zo kunnen zij meer gebruik maken van de kracht van de natuur en zijn er minder gewasbeschermingsmiddelen nodig.”
Meer praktijkgericht onderzoek
“Om te zorgen dat boeren anders gaan werken, is veel meer praktijkgericht onderzoek nodig”, stelt Paul. “Boeren, praktijkonderzoekers en wetenschappers moeten samen veel meer kennis vergaren. Wat werkt wel en niet? Welke plaagbestrijders zijn effectief? Wat hebben zij nodig aan voedsel en welke planten zijn dan belangrijk? Voor een goede natuurlijke plaagbestrijding is ecologische kennis vereist en elke situatie is weer anders.” Ook kan de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen boeren onderling veel meer worden gestimuleerd. “Boeren moeten veel meer op landschapsniveau samen gaan werken. Zo ontstaan er synergiën tussen landbouwbedrijven die de effectiviteit van FAB-maatregelen vergroten en de robuustheid van het ecosysteem verhogen.”
Eerlijker systeem nodig
Minstens zo belangrijk zijn financiële prikkels. “Als boeren meer FAB-maatregelen nemen en minder gewasbeschermingsmiddelen gaan gebruiken, leidt dit tot minder kosten voor bijvoorbeeld waterzuivering en natuurherstel”, stelt Paul. “Ook wordt het landschap aantrekkelijker en de leefomgeving gezonder. Dit zijn allemaal maatschappelijke baten. De rekening is echter wel voor de boer. Die heeft minder oppervlakte om gewassen te verbouwen en moet kosten maken voor de aanleg van de landschapselementen. Terwijl de winstmarges bij gangbare bedrijven al minimaal zijn en de kosten meestal niet kunnen worden doorberekend in de prijs. Ook de Europese landbouwsubsidies slagen er nog steeds niet in duurzame keuzes financieel aantrekkelijk te maken. We moeten deze mechanismes onderzoeken om te zorgen voor een eerlijker financieel systeem.”
Natuurlijk Kapitaal Model
Het Natuurlijk Kapitaal Model kan daarbij helpen. Dit model, ontwikkeld door onder andere de Wageningen University & Research, Universiteit van Amsterdam (IBED), RIVM en PBL brengt de kosten en baten van ecosystemen in beeld. “Ecosysteemdiensten zijn van grote waarde voor het realiseren van een duurzame toekomst”, stelt Bart de Knegt, onderzoeker Biodiversiteit en Beleid bij Wageningen Environmental Research. “Maar de baten van groen worden nog te weinig meegenomen in de praktijk. Daar proberen wij met het Natuurlijk Kapitaal Model verandering in te brengen. We kijken daarbij naar veertien ecosysteemdiensten, waar natuurlijke plaagbestrijding er één van is.”
Natuurlijke plaagbestrijding in beeld
Wageningen University & Research, IBED en RIVM werken momenteel samen aan manieren om natuurlijke plaagbestrijding in beeld te brengen. “We brengen in kaart waar de natuur en het landschap al in staat is om plagen in de landbouw te onderdrukken, waar dat nog niet het geval is en wat er vervolgens nodig is om voldoende natuurlijke plaagonderdrukking te realiseren. Dit helpt om meer inzicht te krijgen”, licht Bart toe. “Welke natuurlijke plaagbestrijders kunnen we verwachten en hoe groot is hun populatie? Hoeveel landschapselementen als heggen en akkerranden heb je nodig om te zorgen voor een goed werkende natuurlijke plaagbestrijding? Wat betekent dat voor de gewasproductie? En welke andere nuttige ecosysteemdiensten leveren akkerranden en landschapselementen nog meer op? Al dit soort vragen kunnen we straks hopelijk beantwoorden met het model. Zo krijgen we meer inzicht wat natuurlijke plaagbestrijding kost en wat het oplevert. Daar nemen we ook trade-offs en synergiën met andere ecosysteemdiensten in mee. Als je minder gewasbeschermingsmiddelen gebruikt en meer landschapselementen toevoegt, is dat namelijk ook beter voor de waterkwaliteit, biodiversiteit en bestuivers. Ook leg je meer koolstof vast en wordt het landschap aantrekkelijker voor culturele ecosysteemdiensten zoals recreatie.”
Groene Baten Planner voor agrarische industrie?
De milieu-indicator uit het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 maakt de impact van gewasbeschermingsmiddelen meetbaar. “Maar hoe mooi zou het zijn als er straks ook een Groene Baten Planner voor de agrarische sector komt?” stelt Leo. “Als boeren zelf de baten van FAB-maatregelen kunnen doorrekenen en kunnen kijken wat deze voor effect hebben op hun bestuivers en natuurlijke plaagbestrijders en hun bedrijfsvoering?”
“We moeten toe naar een manier van voedsel produceren waarbij we de natuur in haar kracht zetten”, besluit Leo. “In plaats van dat we die kracht juist vernietigen. We moeten het slimmer gaan doen op een manier die voor alle betrokken partijen iets positiefs oplevert: boeren, onze gezondheid en onze leefomgeving. Met een maatschappelijke vergoeding voor degenen die het moeten doen: de boeren. Een uitnodiging aan allen om die ommekeer te maken.”
Meer informatie
- Diversiteit aan aquatische insecten afgelopen 30 jaar toegenomen, aantal individuen gehalveerd | Nature Today | oktober 2021
- Over one third of hoverflies threatened with extinction in Europe | IUCN Red List | Oktober 2022
- Zweefvliegen in de Nederlandse bossen drastisch afgenomen | Nature Today | april 2022
- Achteruitgang insectenpopulaties in Nederland: trends, oorzaken en kennislacunes | Wageningen Environmental Research | 2018
- Help, de insecten verdwijnen! | Radboud Universiteit | 2018
- Afname flora en fauna agrarisch gebied sinds 1900 | CBS | 2020
- De waarden van akkerranden in de Hoeksche Waard | Nature Today | 2019
- Nieuw zicht op toxische druk in Nederlands oppervlaktewater | Atlas Natuurlijk Kapitaal | 2021
- Meer natuur op akkers door strokenteelt |weblog Wageningen University & Research
Tekst: Jeannine Brand, Atlas Natuurlijk Kapitaal
Kaarten: Atlas Natuurlijk Kapitaal
Foto's: Roel Meijer, Saxifraga (leadfoto: snorzweefvlieg op braam); RIVM; Silvia Hellingman; Fogelina Cuperus, WUR; Paul van Rijn; PBL, WUR en Cices