Onderkruipsels te zien in het Rijksmuseum
Vroege VogelsOm te weten te komen welke soorten op de tentoonstelling te zien zijn, roept het Rijksmuseum de hulp in van natuurliefhebbers. Op het forum van Vroege Vogels zijn tien schilderijen gezet, en kun je aangeven welke insecten, reptielen en andere dieren jij herkent. Voor de grootste onderkruipsels-kenner liggen er twee entreebewijzen voor de tentoonstelling klaar.
Klik op de onderstaande namen om naar de juiste plaat te gaan:
- Cornelia de Rijck: Vijf bladen met Surinaamse insecten, ca. 1700
- Balthasar van der Ast: stilleven met vruchten en bloemen, 1620
- Elias van den Broek: Cactussen en hagedissen,ca. 1685
- J.M. Sartory: Bosstilleven met schedel, reptielen, insecten en planten, ca. 1720
- Jan van Kessel: Insecten en reptielen, ca. 1660
- Otto Marseus van Schrieck: Stilleven met insecten, amfibieën en reptielen, 1662
- Peter Paul Rubens en Frans Snijders: Het hoofd van Medusa, 1617-1618
- Roelant Savery: Vaas met bloemen in een stenen niche, 1615
- Joris Hoefnagel: Stilleven met bloemen en insecten, 1589
- Jan van Kessel: Stilleven van kruisbessen, vlinder, mot, juffervlieg ea, 1659
Onderkruipsels
Volgens Sterrin Smalbrugge, ecoloog en slangendeskundige, is 'onderkruipsels' een naam die deze dieren niet verdienen. Want ze zijn van groot nut in ons ecosysteem. Iets dat de conservator van deze tentoonstelling Jan de Hond beaamt: "Het is een titel die er juist voor moet zorgen dat mensen het belang van deze kleine dieren in gaan zien. Dat is ook de lijn van deze tentoonstelling: daar waar deze onderkruipsels eerst worden geassocieerd met de dood en de duivel, krijgen later kunstenaars en wetenschappers als Albrecht Dürer, Wenzel Jamnitzer, Antoni van Leeuwenhoek en Maria Sibylla Merian oog voor hun schoonheid. De tentoonstelling Onderkruipsels belicht juist de veranderende waardering van deze kleine diertjes in de kunst en wetenschap."
Veranderend beeld
Onderkruipsels worden in de middeleeuwen geassocieerd met de dood en de duivel. Gedacht wordt dat ze spontaan worden geboren uit dood materiaal als mest, rottende plantenresten en modder. Op kunstwerken zijn slangen, padden en hagedissen een metafoor voor het kwaad en treden ze op als handlangers van de duivel. Dit beeld verandert langzaam in de vijftiende en zestiende eeuw als kunstenaars oog krijgen voor de esthetiek van deze beestjes. Ze werden gezien als voorbeelden van de ‘Schoonheid van Gods schepping’. Duiken ze eerst op in de marges van middeleeuwse manuscripten, langzaamaan kruipen ze naar het centrum van het blad. Het eerste kunstwerk met een insect als hoofdonderwerp is een tekening van een vliegend hert. Het werk van Albrecht Dürer uit 1505 is een van de hoogtepunten in de tentoonstelling.
Verzamelobjecten
Onderkruipsels groeien in de zestiende eeuw uit tot populaire verzamelobjecten in de kunst- en wunderkammers aan de Europese hoven. Bijvoorbeeld in de vorm van life casts, afgietsels van echte dieren. De meest spraakmakende life casts en andere hoogtepunten uit de wunderkammer van de Habsburgse keizer zijn in de tentoonstelling te zien. Ook onder kunstenaars en wetenschappers neemt de belangstelling toe. Onderkruipsels worden gekweekt, uitgewisseld, bestudeerd, vastgelegd en verzameld in naturaliënkabinetten. De uitvinding van de microscoop geeft de studie van deze beestjes een nieuwe impuls. Onderzoekers staan versteld over een geheel nieuwe wereld die nu voor het eerst zichtbaar wordt.
Dit leidt onder meer tot de ontrafeling van hun grootste raadsel: hun voortplanting en metamorfose. Kunst en wetenschap waren in deze periode niet zo strikt gescheiden als nu. Zo reist Maria Sibylla Merian (1647-1717) naar Suriname om de metamorfose van insecten te bestuderen en te tekenen. Enkele van haar meest gewaardeerde tekeningen uit de collectie van Koningin Elizabeth II komen dit najaar naar het Rijksmuseum. Rond 1650 leidt de waardering voor onderkruipsels tot een eigen genre in de schilderkunst: het sottobosco of bosgrondje met reptielen en insecten. De uitvinder van het sottobosco, Otto Marseus van Schrieck, kweekte zelf reptielen, amfibieën en insecten. In het sottobosco komen kunst en wetenschap samen, wat is te zien in de laatste zaal van de tentoonstelling.
Spinnen veilig voor stofzuigers
De waardering voor onderkruipsels heeft in de laatste decennia een nieuwe wending genomen. Niet alleen binnen de wetenschap, ook in de kunst wordt de verhouding tussen mensen en andere dieren kritisch onderzocht. De onevenwichtige relatie tussen mensen en andere dieren wordt in de tentoonstelling onder de loep genomen door de samenwerking met kunstenaar Tomás Saraceno. In de tentoonstelling is een zaal gewijd aan de sculptuur Gravitational solitary semi-social solitary solitary Choreography LHS 477, gemaakt door vier spinnensoorten. Daarbij heeft Tomás Saraceno samen met de Arachnophilia Community een brief opgesteld: An Open Letter for Invertebrate Rights, met het verzoek de spinnen in het Rijksmuseum, te erkennen en te respecteren. Tijdens de tentoonstelling wordt het gebruik van stofzuigers en plumeaus in meerdere ruimtes beperkt zodat spinnen die al woonachtig zijn in het Rijksmuseum, vrij hun web kunnen weven.
Meer informatie
- De tentoonstelling Onderkruipsels is tot en met 15 januari 2023 te zien in het Rijkmuseum in Amsterdam te zien.
- Op de website van Vroege Vogels is ook de reportage terug te luisteren, en kun je meehelpen de 'onderkruipsels' op de schilderijen te identificeren.
Tekst: Vroege Vogels
Beeld: Jan van Kessel (leadfoto: Insecten en reptielen, ca. 1660); Peter Paul Rubens en Frans Snijders