Eenmalig gebruik

Hoe wordt Breda een stad in een park?

Vogelbescherming Nederland
3-MEI-2022 - In 2030 wil Breda een ‘stad in een park’ zijn, met voor elke inwoner groen binnen handbereik. Inmiddels is de gemeente zo’n vier jaar onderweg om die ambitie waar te maken. Hoe gaat het met de groene plannen? Stadsecoloog Rombout van Eekelen vertelt: “Otters en bevers uit de Biesbosch kunnen straks via onze stadsrivier naar België.”

Wens van de inwoners

“Kort gezegd komt een ‘stad in het park’ erop neer dat het voor inwoners voelt alsof ze in een park wonen. Voor de een betekent dat een groene ontmoetingsruimte waar je in het gras naar een concert kunt luisteren, voor de ander een plek waar je bijzondere diersoorten kunt tegenkomen. In elk geval moeten biodiversiteit en groen voor iedereen dichtbij zijn. Binnen de stad gaan we uit van ‘pantoffelafstand’: binnen tweehonderd meter moet je in de groene ruimte kunnen zijn. Ons tweede criterium is het ‘fietskwartierke’: binnen een kwartier fietsen moet je in een bos, weidevogelgebied of zandverstuiving buiten de stad kunnen zijn.”

“Die groene ambitie hebben we als gemeente niet zelf verzonnen. We hebben inwoners en bezoekers gevraagd wat ze van Breda vonden, en wat voor stad het in de toekomst zou moeten zijn. Een groene stad stond bovenaan de verlanglijstjes. Het is dus echt een wens van de stad zelf. Er bestonden ook al veel particuliere initiatieven in Breda: mensen die zelf een park beheerden, straten groener maakten, plukroutes ontwikkelden. Wij hebben toen een coördinator beschikbaar gesteld die al die initiatieven bij elkaar bracht zodat ze van elkaar kunnen leren. Zo is een community ontstaan die van onderop initiatieven tot vergroening neemt.”

Natuurinclusief bouwen

“Als gemeente zijn we – om te beginnen – voorrang gaan geven aan groene ontwikkelplannen. Natuurlijk moesten we alle plannen in behandeling nemen, maar de groene kwamen bovenop de stapel. Daardoor gingen projectontwikkelaars er ook mee aan de slag; we zagen dat biodiversiteit een plek kreeg in hun plannen. Inmiddels stellen we het verplicht: binnen een gebiedsontwikkeling moet 20 tot 35 procent van de ruimte groen zijn. De helft daarvan moet biodivers zijn, dus niet alleen trapveldjes maar ook ecologisch groen en natuurspeelplaatsen. En er moeten voorzieningen zijn voor dieren zoals huismus, vleermuizen, egel, bunzing, wezel of steenuiltjes, afhankelijk van de plek in de stad.”

“Projectontwikkelaars waarderen die duidelijkheid en gaan daarmee aan de slag. Wij geven hen daarbij zo veel mogelijk vrijheid: je moet een aantal doelsoorten bedienen, maar hoe je dat doet en welke soorten je kiest is grotendeels aan jezelf. Zo is biodiversiteit geen afvinklijstje, maar krijgt het een volwaardige plek in het ontwerpproces. Wel toetsen we als stadsecoloog de plannen op haalbaarheid en voldoende ambitie. Ook corporaties zien de meerwaarde van natuurinclusief, onder meer vanwege de grote gezondheidsvoordelen van wonen in het groen. Juist voor hun doelgroep is dat belangrijk, want huurders kampen vaker met gezondheidsproblemen dan woningeigenaren.”

Binnen en buiten de stad

“Niet alleen in de stad voegen we groen toe; buiten de stad leggen we natuurgebieden aan. Met bijvoorbeeld nieuwe weidevogelgebieden en bossen maken we de biodiversiteit om de stad heen zo divers mogelijk. Met ecologische verbindingszones trekken we die biodiversiteit de stad in om die naar de voordeur van mensen te krijgen. Met die zones leggen we ook de verbinding tussen de laagveengebieden ten noorden van Breda en de zandgronden in het zuiden. De beken uit de zandgronden komen in ons centrum bij elkaar. Otters en bevers uit de Biesbosch kunnen straks via onze stad naar België.”

Rombout met op de achtergrond de Grote Kerk

Natuurfabriek

“Voor de ecologische verbindingszones leggen we parken aan, en een natuurinclusieve stadsrivier. Die rivier maakt straks een grotere waterafvoer mogelijk, waardoor de singels worden ontlast en er ruimte ontstaat voor meer groen en een ecologische verbindingszone. Ook onze ‘natuurfabriek’ past in dat plan. Veel dieren doen het goed in grote steden, als ze maar een plek hebben waar ze zich terug kunnen trekken; denk aan de wilde zwijnen in Berlijn of de dassen in Londen. Daarom willen we meer ruimte geven aan de natuur. Bijvoorbeeld door een oud gebouw zonder dak in een park als schuilplaats te laten dienen. Via faunatunnels kunnen dieren erin en eruit. Als er overdag mensen in de groene zones zijn, hebben de dieren de mogelijkheid zich terug te trekken binnen de muren, waar zich wildernis kan ontwikkelen. En als de mensen naar bed gaan, kunnen de dieren naar buiten komen en gebruikmaken van de groene ruimte om het gebouw.”

Struikrovers

“Naast die grote projecten zijn we op heel veel plekken bezig met kleinschalige vergroening. Er worden tegels gelicht en geveltuintjes aangelegd. ‘Struikrovers’ graven de planten uit tuinen van gebouwen die worden gesloopt om ze te verdelen onder bewoners in de wijk. Of ze brengen ze naar het plantenasiel, waar mensen overtollige planten kunnen brengen en ophalen. Allemaal initiatieven van de community.”
“Zo wordt het overal groener in en rond de stad. In onze natuurgebieden zien we steeds meer grutto’s. De huismuspopulatie in onze stad is stabiel, terwijl deze vogel uit veel Nederlandse steden verdwijnt. We zien steeds meer witte rapunzel, een zeer zeldzame plant. En onze boomkikkerpopulatie doet het goed.”

Rombout in het centrum van Breda, vlakbij de Oude Vest

Gezond opportunistisch

“Of het gaat zoals gepland? Niets gaat volgens planning, dat is de dynamiek van de stad. Maar dat biedt ook kansen. Je moet weten wat je wilt en daarbinnen gezond opportunistisch zijn. In Breda komen rondom het centrum veel gronden vrij: van een suikerfabriek die is opgeheven, een kazerneterrein dat door defensie wordt afgestoten, de gevangenis die een andere functie krijgt. Zo kunnen we op een groene wijze inbreiden zonder de weilanden vol te bouwen. Hierdoor blijft de stad compact, met aantrekkelijke natuur net buiten de stadsgrenzen. Bij de realisatie van natuurgebieden blijven wij niet lang in een onderzoeksfase hangen, maar proberen snel tot aankoop van de gronden over te gaan. Op die manier realiseren we veel en vormen we voor andere partijen ook een betrouwbare partner als het gaat om natuurrealisatie."

“Wat daarbij helpt is dat we de afgelopen periode ‘groen’ en ‘ruimtelijke ordening’ in één portefeuille hadden. Dat is heel belangrijk voor steden die willen vergroenen. Daarmee kun je beide belangen verenigen. Geen tegengesteld belang meer binnen een collegevergadering; één persoon zorgt ervoor dat ruimtelijke ontwikkeling ook groen wordt.”

“En het helpt enorm dat we draagvlak hebben bij de bewoners. Niet overal kun je dit voor elkaar krijgen, in sommige dorpen houden mensen meer van schone, nette gazonnetjes. Onze bewoners zijn inmiddels wel gewend aan wat ruigere vegetaties in de stad; hier wordt meer geklaagd als we de wilde bloemen maaien. En ook ondernemers investeren in groen in de stad. Onze grote groene ambitie heeft de mensen verenigd; het zit inmiddels in het DNA van de Bredanaar. Dat mogen we echt wel een succesverhaal noemen.” 

Tekst: Mariël Verburg, Vogelbescherming Nederland
Foto's: Merel Roks (header), Rombout van Eekelen