Vleermuisbunker ontdekt als extravagante locatie voor inkttruffels
Nederlandse Mycologische VerenigingVleermuizenbunkers
De bewuste bunker is een oude officiersbunker in de duinen bij Egmond-Binnen. Veel van deze bunkers werden in de loop der jaren omgedoopt tot vleermuizenbunkers, voor zover ze niet werden afgebroken. In de duinen van Noord-Holland werden zo'n veertigtal bunkers voor vleermuizen ingericht. Er werden speciale invliegopeningen voor vleermuizen in aangebracht, en met succes. Behalve vleermuizen komen er ook vlinders op de bunkers af om er te overwinteren. Sommige dag- en nachtvlinders overwinteren als volwassen vlinder in bijvoorbeeld gebouwen of holle bomen. Dagvlinders zoals Dagpauwogen, Gehakkelde aurelia's en Kleine vossen, maar ook verschillende overwinterende nachtvlindersoorten worden elk jaar in de bunkers in wisselend aantal aangetroffen. In de loop der jaren zijn de muren en plafonds echter door vocht en betonrot langzaam, doch in toenemende mate, gaan scheuren. Dat is voor de hele levende have van de bunker geen probleem, mits ze geen last krijgen van regen en wind.
Door de scheurtjes hebben de vleermuizen meer plek om aan te gaan hangen. Als er haarworteltjes en mycelium van paddenstoelen door de scheurtjes kunnen komen, dan hebben paddenstoelen hier ook de gelegenheid om te leven. Het vochtgehalte en de temperatuur zijn in een bunker ideaal voor deze organismen. Om welke paddenstoelensoorten het gaat zal de toekomst ons leren.
Inkttruffels
Bij het bezoek van zaterdag 22 januari aan de officiersbunker bij Egmond-Binnen vielen de hoeveelheid myceliumdraden en haarworteltjes uit kieren en scheuren nogal op. Blijkbaar heeft het weer van de afgelopen tijd hier ook een rol bij gespeeld. In de bunker heb je een zaklamp nodig om die slierten uit het plafond te ontwijken en daardoor de zenuwen de baas te blijven. Om over het plotselinge opvliegen van een vleermuis maar te zwijgen. Luc Knijnsberg van PWN zag balletjes aan worteltjes uit muurscheuren hangen en ook op de muren liggen. Volgens Luc waren het haarworteltjes en geen myceliumstrengen. Na voorlopig onderzoek ter plaatse werd ingeschat dat het inkttruffels (Melanogaster spec.) moesten zijn en dat bleek na onderzoek thuis inderdaad te kloppen. In Nederland komen tot nog toe vier soorten inkttruffels voor die van vrij zeldzaam tot zeer zeldzaam voorkomen. De Roodbruine inkttruffel en de Rossige inkttruffel zijn beide maar van één locatie bekend in ons land.
De meest voorkomende is de Gewone inkttruffel (Melanogaster ambiguus, RL; Bedreigd). Vanwege de geconstateerde geur bij doorsnijden werd eerst gedacht aan de Welriekende inkttruffel (Melanogaster broomeanus, RL; Gevoelig). Het voordeel bij de determinatie van inkttruffels is dat de sporen van de verschillende soorten nogal verschillen van elkaar, zowel in grootte als in vorm. De microscoop wees uit dat het toch de Gewone inkttruffel moest zijn, ondanks de ongewone locatie waarin deze werd aangetroffen. Wat de geur betreft: de Gewone inkttruffel verspreidt ook een redelijk geurtje, maar is niet 'welriekend'. De Engelsen noemen deze soort niet voor niets 'Stinking slime truffle'.
Tekst: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto's: Luc Knijnsberg; Martijn Oud