Staartblauwtje tien jaar in ons land, dus nieuwe standvlinder
De VlinderstichtingIn de jaren voor 2011 was dit kleine vlindertje in de ons omringende landen al aan een opmerkelijke opmars richting het noorden bezig. Op 15 augustus 2011 was het dan zover en werd voor het eerst in 78 jaar weer een staartblauwtje in Nederland bij Maastricht gevonden. Al snel volgden meer meldingen, maar de jaren daarna bleef het aantal laag. 2017 en zeker het warme jaar 2018 zorgden voor een forse toename in de verspreiding, en uiteindelijk werd zelfs Groningen bereikt. Limburg, en dan met name nog Zuid- en Midden-Limburg, blijft vooralsnog de kern van het verspreidingsgebied. Alleen in Oost-Brabant en Zuid-Gelderland zijn plekken met waarnemingen uit meerdere jaren, in de rest van het land gaat het altijd om losse waarnemingen. Het staartblauwtje voelt zich op veel plekken thuis, zolang er maar veel (bij voorkeur rode) klaver groeit. Dat is daarmee dus niet in de klassieke natuurgebieden, die vaak vrij schrale vegetaties hebben. Juist op de wat rijkere plekken, zoals natuurontwikkelingsgebieden op voormalige landbouwgrond, maar ook bouwlocaties in de stad, of in de rand van natuurgebieden, kan het staartblauwtje gevonden worden. Ook klaverakkers hebben zijn aandacht. Eigenlijk lijken alle plekken met veel rode klaver, die niet te intensief beheerd worden, geschikt.
Het staartblauwtje komt voor in een groot deel van Noordwest-Europa. Hoewel het staartblauwtje van warmte houdt, wil de vlinder het ook weer niet té heet hebben. Zo komt het in de echt hete en droge delen van het Iberisch schiereiland niet meer voor, en in Italië en de zuidelijke Balkan vooral in de bergen. Het staartblauwtje heeft bij ons vier, heel soms zelfs vijf generaties: 1. Van midden april tot begin juni een kleine eerste generatie. 2. Van midden juni tot ongeveer 25 juli de tweede generatie, al duidelijk groter dan de eerste. 3.Van 25 juli tot eind augustus de derde generatie, met verreweg de meeste vlinders. 4. In de maand september de vierde generatie, meestal ruwweg even groot als de tweede. 5. In oktober in heel warme jaren een heel kleine vijfde generatie. Door die vele generaties kan de soort zich in goede jaren sterk uitbreiden. Daardoor heeft het staartblauwtje zich nu gevestigd. Na de vestiging in 1992 van het boswitje, en in 2009 van het kaasjeskruiddikkopje, is het staartblauwtje de 74e dagvlindersoort die zich minstens tien jaar zelfstandig in Nederland kon voortplanten, het criterium voor een standvlinder. Dit is weer een teken dat de klimaatopwarming ook nieuwe soorten naar ons land brengt. Op termijn valt te verwachten dat scheefbloemwitje en braamparelmoervlinder zullen volgen.
Tekst en foto's: Chris van Swaay, De Vlinderstichting
Grafieken; NDFF, gbif, iNaturalist & Observation