Zeetrektellen: voorbijgaande stipjes worden blijvende kennis
Sovon Vogelonderzoek NederlandOm te weten hoe het met de zeevogels gaat, is het belangrijk om hun aantallen te registreren. Maar omdat de meeste soorten ver op zee verblijven, is het nog niet zo gemakkelijk om de veranderingen in hun aantallen te volgen. Al enige tijd telt men deze vogels vanuit een vliegtuig boven zee, maar dat geeft niet voor alle soorten een compleet beeld. Met zeetrektellingen vanaf de kust wordt dat beeld nu aangevuld.
Stipjes worden trends
Al decennialang tellen fanatiekelingen in weer en wind alle zeevogels die ze langs de kust voorbij zien komen. Vroeger gebeurde dat door de Club van Zeetrek-waarnemers, die later is opgegaan in de Nederlandse Zeevogelgroep. Sinds het begin van deze eeuw worden die gegevens bijeengebracht op Trektellen.nl.
Omdat de tellers de aantallen steeds op dezelfde manier noteren, zijn ze uitermate geschikt om berekeningen mee te doen. Dat gebeurt sinds kort door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Die gebruikt de gegevens, binnen het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring, om van die voorbijtrekkende zeevogels trends te berekenen. De trektellers die in weer en wind over de woeste golven turen, helpen dus om de vraag te beantwoorden of de aantallen zeevogels langs de Noordzeekust toe- of afnemen.
Kleine en grote jagers
Voor 24 soorten worden inmiddels op basis van zeetrektellingen trends berekend. Die zijn binnenkort in het watervogelrapport van Sovon te vinden, en nu al op de website. We kunnen hier wel alvast voor twee verwante soorten een interessant patroon laten zien: de kleine en grote jager.
De kleine jager neemt sinds de start van de reeks midden jaren zeventig langzaamaan af. Sindsdien zijn de bij ons doortrekkende aantallen bijna gehalveerd. In Schotland is de broedpopulatie in 25 jaar met tachtig procent afgenomen. Ook in Noorwegen is een sterke achteruitgang vastgesteld. Onze trends komen dus overeen met de gegevens uit de Europese broedgebieden.
Grote jagers laten juist het tegenovergestelde zien. Ze worden steeds vaker langs onze kust waargenomen, terwijl de aantallen in belangrijke broedpopulaties in Groot-Brittannië afnemen. Er lijkt daarom eerder een verandering in het trekgedrag van de vogels plaats te vinden dan dat deze toename een populatietrend weerspiegelt.
Van Westkapelle tot aan Schiermonnikoog
Op de telposten langs de kust worden heel wat uren gemaakt. Zo bracht men op de telpost in Scheveningen van 1975 tot en met 2018 in totaal 45.701 uur tellend door. Ook Camperduin (36.010 uur), Noordwijk (10.899) en Huisduinen (9.686) waren goed bezet de afgelopen decennia. Verder worden er gegevens van negentien andere veel bezette zeetrekposten gebruikt. Doordat daar al jarenlang frequent tellingen plaatsvinden, kan er gecorrigeerd worden voor factoren die van invloed kunnen zijn op de waargenomen aantallen, zoals de tijd van de dag, windrichting en -kracht, bewolkingsgraad en zicht.
De afgelopen jaren komen er steeds meer telposten bij en wordt er steeds meer geteld. In 2020 stond De Vulkaan bij Den Haag aan de top met 1703 getelde uren. Ook de rest van Zuid- en Noord-Holland is goed bezet. Het tellen van zeevogels blijft in het Deltagebied en aan de Waddenkust echter nog een beetje achter.
Hopelijk wint het zeetrektellen ook daar aan populariteit, want dat afzien in weer en wind heeft absoluut zin. Het trotseren van die NW8 gebeurt niet meer alleen voor het plezier, aangezien het nuttige gegevens oplevert. Met behulp van de inspanning van tellers langs de gehele kustlijn kan het aantalsverloop van zeevogels in Nederland nu op een betrouwbare manier in kaart worden gebracht.
Tekst: Marwa Kavelaars, Sovon Vogelonderzoek Nederland mede namens Trektellen.nl, de Nederlandse Zeevogelgroep en het Centraal Bureau voor Statistiek
Foto's: Harvey van Diek (leadfoto: zeetrektellers kijken over zee op Schiermonnikoog); Peter Soer