Lederschildpad in de Oosterschelde
Stichting RAVONDe lederschildpad (Dermochelys coriacea) is de grootste onder de zeeschildpadden en komt voor in alle wereldzeeën. De soort komt met enige regelmaat ook in Noordwest-Europa en in de Noordzee terecht. Een enkele keer wordt de soort in Nederlandse wateren waargenomen, veelal in het najaar en in de winter. De soort kan uitgroeien tot een schildlengte van ongeveer 185 centimeter met een gewicht van 500 kilo. De kop-staartlengte is nog groter; de kop is al bijna zo groot als een voetbal. De soort legt haar eieren op tropische stranden, maar foerageert in koude gebieden, zelfs tot in de Arctische zone. De zwarte bovenzijde en de opvallende lengteribbels werken als zonnepanelen zodra de soort aan de oppervlakte komt. Daarmee, naast de noodzakelijke isolatie, een specifiek bloedvatensysteem en metabolisme, is de schildpad in staat om zijn lichaamstemperatuur zelf te reguleren en wordt ook wel semi-warmbloedig genoemd. Het dieet van deze reus bestaat voornamelijk uit kwallen.
Het dier in de Oosterschelde lijkt in goede conditie en vertoont natuurlijk gedrag, zoals het eten van kwallen. Hierdoor is er geen noodzaak het dier te vangen (zie strandingsprotocol). Grootste gevaar is het eten van plastic (wat lijkt op kwallen), interactie met visserij of (plezier)vaart. De mosselkotters zijn op de hoogte en het toeristenseizoen loopt af. De waterpolitie houdt een oogje in het zeil. Hopelijk zal deze lederschildpad zelfstandig de Oosterscheldekering passeren om af te zakken richting het zuidwesten. De meeste lederschildpadden uit het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan komen van de legstranden in Latijns-Amerika en de zuidelijke Cariben (Frans Guyana, Suriname, Guyana, Trinidad en Tobago en Venezuela). Daarnaast zijn er kleine populaties die eieren leggen in Florida en in de westelijke en noordelijke Cariben.
Tekst: Edo Goverse & Raymond Creemers, RAVON
Foto's: K. Shanker (leadfoto: lederschildpad op tropisch legstrand); Rijkswaterstaat