Eerste eikenprocessierupsen uit het ei, brandharen vanaf half mei
Kenniscentrum EikenprocessierupsVandaag zijn in heel Nederland de eerste jonge eikenprocessierupsjes op de takken gezien. Ze werden precies waargenomen op de dag die we bijna een maand geleden voorspeld hadden. De uitgekomen rupsjes lopen gelijk in processie op zoek naar jonge blaadjes. Ze moeten nog even op die blaadjes wachten, omdat de eik nog niet uitgelopen is. De eerste eiken ontplooien echter hun bladeren al, dus we verwachten dat de rupsen het niet lang zonder het malse eikenblad hoeven te stellen. Volgens de verwachting van De Natuurkalender van Wageningen University heeft op 9 april vijf procent van de eiken hun eerste bladeren ontplooid. Rond 21 april zal de helft van de eiken in Nederland de eerste bladeren ontplooid hebben. Rupsjes kunnen overigens lange tijd zonder voedsel overleven, maar hoe sneller blad beschikbaar is, des te gunstiger het voor ze is.
Eikenprocessierupsen net uit het ei onder de microscoop (Bron: Silvia Hellingman)
Rond half mei brandharen
De rupsjes hebben al wel haren maar nog niet de brandharen die overlast kunnen veroorzaken. Deze krijgen ze bij een normaal verloop van de temperatuur pas rond half mei. Dat is ook het moment waarop ze de karakteristieke nesten gaan vormen. Pas dan zullen de eikenprocessierupsen voor het publiek zichtbaar worden.
Kennisplatform Processierups
Vanwege de grote overlast in 2019 is in het najaar op initiatief van het Ministerie van LNV het Kennisplatform Processierups in het leven geroepen. Het RIVM voert het secretariaat van het Kennisplatform. Met de extra samenwerking die hierdoor ontstaat hopen we dat gemeenten, provincies en overige boomeigenaren de overlast door eikenprocessierupsen beter beheersbaar kunnen houden. Op Processierups.nu staat heel veel informatie over eikenprocessierupsen, waaronder de Leidraad Beheersing Eikenprocessierups.
Hoeveel overlast?
Ondanks alle maatregelen is nog moeilijk te zeggen hoeveel overlast er dit jaar zal zijn. Dit hangt af van allerlei factoren. Allereerst is natuurlijk het aantal rupsen bepalend voor de overlast. In de nazomer heeft het Kenniscentrum Eikenprocessierups, net als in voorgaande jaren, door het hele land eikenprocessievlinders gevangen. Gemiddeld werden er 40 vlinders per feromoonval gevangen. Dit was ondanks het grote aantal rupsen beduidend minder dan de 73 vlinders per val in het voorgaande jaar. 2019 komt echter wel op de tweede plaats, dus is er nog steeds een substantieel aantal rupsen te verwachten.
Grondnesten
De vraag is nog waarom er minder vlinders gevlogen hebben in 2019. Een mogelijkheid is dat een deel van de rupsen in de bodem getrokken is en daar in verlengde diapauze is gegaan. Of en hoe lang ze daar blijven zitten is nog onduidelijk, maar van de dennenprocessierups is bekend dat dit negen jaar lang kan zijn. Dit zou betekenen dat de rupsen, onder nog nader te bepalen omstandigheden, opeens uit de bodem kunnen komen en alsnog voor overlast kunnen zorgen.
Preventieve bestrijding en natuurlijke vijanden
De mate van overlast is mede afhankelijk van de mate en effectiviteit van preventieve bespuitingen die plaats gaan vinden met nematoden (aaltjes) en later, als er meer blad aan de bomen zit, met een bacteriemengsel (een biologisch bestrijdingsmiddel). Bij het toepassen van bespuiting moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van andere vlindersoorten, want met deze bespuitingen dood je alle rupsen. Veel gemeenten zetten in op het stimuleren van natuurlijke vijanden. Diverse veldproeven hebben laten zien dat met de aanwezigheid van natuurlijke vijanden het aantal eikenprocessierupsen substantieel lager is. Hun aanwezigheid bevorderen zal echter niet overal even goed werken om in voldoende mate de rupsenpopulatie onder controle houden. Het vergt een langere periode om de biodiversiteit zodanig te herstellen dat voldoende natuurlijke vijanden tot ontwikkeling kunnen komen. Een overzicht van alle bekende natuurlijke vijanden is te vinden in de Leidraad Beheersing Eikenprocessierups.
Als men over gaat tot het spuiten met een bacteriepreparaat, moet er rekening worden gehouden met het feit dat op dat moment allerlei andere rupsen in de bomen aanwezig zijn, tegelijkertijd met de broedperiode van verschillende vogels. Daarom is het inzetten van bespuiting met bacteriën op een plek waar nestkasten aanwezig zijn minder raadzaam omdat er dan een voedseltekort kan ontstaan voor de aanwezige vogels. Het middel zelf is overigens niet giftig voor vogels.
Weersomstandigheden
Tenslotte gaan ook de weersomstandigheden tijdens de periode dat de rupsen brandharen krijgen de mate van overlast bepalen. Vorig jaar hadden we te maken met zeer hoge temperaturen in juni, waardoor rupsen lager in de bomen verbleven en mensen meer naar buiten gingen met minder bedekkende kleren aan. Daarnaast hadden we in die periode te maken met een behoorlijke storm, waardoor enerzijds nesten met brandharen uit bomen vielen en anderzijds brandharen zich ver in de omgeving konden verspreiden door verwaaiing.
Tekst: Kenniscentrum Eikenprocessierups, Arnold van Vliet; Wageningen University, Silvia Hellingman, Hellingman Onderzoek en Advies; Hidde Hofhuis, Wageningen University; Henry Kuppen, Terra Nostra; Henk Jans, Jans Consultancy Gezondheid en Milieu; Joop Spijker, Wageningen Environmental Research
Foto’s: Arnold van Vliet
Grafiek: Kenniscentrum Eikenprocessierups
Film: Silvia Hellingman