Track & trace aaltjes in het IJsselmeer
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, Rijkswaterstaat, Stichting RAVONVrije routes essentieel
Aal, ook wel paling genoemd, heeft een complexe levenscyclus. Volwassen alen planten zich voort in de Sargassozee, zo’n 6000 kilometer hiervandaan. Jonge aaltjes komen na een lange reis aan bij de Europese kust en proberen binnenwateren te bereiken om op te groeien. Wij noemen ze glasaal als ze nog doorzichtig zijn en pootaal als donkerder zijn. Pootalen zijn enkele maanden tot enkele jaren ouder dan glasalen. Het Nederlandse watersysteem is sterk gereguleerd en versnipperd: er liggen veel knelpunten op de trekroutes van aal. Voor herstel van de soort zijn vrije routes essentieel. Waterbeheerders spannen zich dan ook in om belangrijke migratieknelpunten te signaleren en op te lossen. Binnen het onderzoek werken Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en Rijkswaterstaat samen; uitvoering gebeurt door stichting RAVON en verschillende beroepsvissers.
Grootschalig onderzoek IJsselmeerkust
Het IJsselmeer onder beheer van Rijkswaterstaat (RWS) en de aanliggende Noord-Hollandse polders van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) zijn van oudsher een geliefd opgroeigebied voor aal. In de Afsluitdijk worden steeds meer maatregelen genomen om jonge aal (zowel pootaal als glasaal) naar binnen te laten zwemmen. Zo is er in 2015 bij Den Oever een vispassage aangelegd en wordt er sinds dat jaar ook visvriendelijk sluisbeheer toegepast. In de toekomst moet ook de ‘Vismigratierivier’ voor betere passage van de Afsluitdijk zorgen. Nu er dankzij deze maatregelen meer jonge aal het IJsselmeer in kan trekken, is het ook van belang om te kijken welke gebieden ze vanuit daar nog meer kunnen bereiken. Daarom doen we dit jaar onderzoek naar de verspreiding van jonge aal over verschillende intrekpunten langs de Noord-Hollandse IJsselmeerkust. Het onderzoek beslaat alle knooppunten tussen regionaal water (HHNK) en het IJsselmeer (RWS) van Den Oever tot aan Enkhuizen. De samenwerkende partijen willen weten hoe en hoeveel jonge aal zich bij de verschillende locaties aandient, of bestaande vispassages goed functioneren en of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Gekleurde aaltjes wijzen de weg
Voor dit onderzoek worden jonge aaltjes (glasaal en pootaal) gevangen en met VIE-tags (Visible Implant Elastomer) herkenbaar gemaakt. De aaltjes krijgen een klein onderhuids merkje, dat onder een UV-lamp oplicht. Nadat de aaltjes zijn gemerkt, worden ze op vijf onderzoekslocaties weer losgelaten. Op de verschillende onderzoekslocaties staan glasaaldetectoren, glasaalcollectoren en glasaalfuiken om de gemerkte aaltjes te volgen en terug te vangen. Uit het aandeel gemerkte aaltjes in de terugvangst blijkt hoeveel aaltjes in totaal bij de intrekpunten naar de erachter gelegen polder- en boezemwateren willen trekken.
Vispassages getest voor glasaal en driedoornige stekelbaars met VIE-tags (Bron: RAVON)
Hoeveel aaltjes erin slagen om richting polder en boezem te trekken, blijkt uit de vangst van de gemerkte aaltjes in de fuiken achter vispassages. Op 12 en 13 maart zijn de eerste 1300 aaltjes bij Den Oever gemerkt met een groene VIE-tag en in het IJsselmeer vrijgelaten. We verwachten deze aaltjes binnenkort terug te zien op de verschillende onderzoekslocaties. We weten dan ook beter welk deel van aaltjes dat bij Den Oever binnenkomt naar de verschillende polders wil trekken. De komende weken worden in het gebied nog meer groepen aaltjes op verschillende locaties van een kleurmerk voorzien om de onderzoeksvragen te beantwoorden.
Track & trace aaltjes IJsselmeer (Bron: RAVON)
Tekst: Martijn Schiphouwer en Maurice Kooiman, RAVON; Steven Westerman en Rik Beentjes, HHNK
Beeld: RAVON
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door RAVON in opdracht van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in samenwerking met Rijkswaterstaat Midden-Nederland, de Noord-Hollandse Bond van Beroepsbinnenvissers, Visserijservice Nederland en Wilkin den Boer Binnenvisserij en is mede mogelijk gemaakt met steun van de Nationale Postcode Loterij.