Al snel na het loslaten van de eerste otters verliet een deel de uitzetgebieden om zich elders te vestigen. Nu, 17 jaar later, heeft de otter zich inmiddels over een groot deel van met name Noordoost-Nederland verspreid (figuur 1). Uit het genetische onderzoek komt naar voren dat er op 1 oktober 2018 ongeveer 360 otters aanwezig waren (figuur 2). Het grootste deel van de otters houdt zich op in Overijssel, Friesland, Flevoland en Drenthe (figuur 3). Kleinere aantallen houden zich op in Gelderland, Zuid-Holland, Groningen en Noord-Holland. Alleen in Utrecht, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg zijn (nog) geen vestigingen bekend.
Hoge verkeerssterfte
Tijdens omzwervingen worden door de otters soms grote afstanden afgelegd, een deel van de otters wordt daarbij doodgereden. De meldingen van otters vanuit het zuiden van Nederland betreffen tot nu toe doodgereden of zwervende dieren. In 2018 werden maar liefst bijna honderd doodgereden otters gemeld. Er is een duidelijke relatie tussen het aantal doodgereden otters en de geschatte populatiegrootte. Hoe groter de populatie, hoe meer otters er worden doodgereden (figuur 4). Ondanks de hoge verkeerssterfte lukt het otters om ook verder weg vestigingen te realiseren. Zo heeft zelfs minimaal één otter zich in België bij Antwerpen gevestigd. En ook in Duitsland worden af en toe otters uit Nederland aangetroffen.
Genetische uitwisseling noodzakelijk
De uitwisseling met Duitsland is van belang voor een duurzame otterpopulatie in Nederland. De Nederlandse populatie heeft een smalle genetische basis en is daardoor gevoelig voor negatieve effecten van inteelt. Uitwisseling met otters vanuit de veel grotere Duitse populatie kan dat voorkomen. Hoewel de afgelopen jaren enkele otters vanuit Duitsland ons land zijn binnengekomen, zijn die aantallen nog gering. Dit wordt veroorzaakt door een grote landschappelijke barrière in het westen van Duitsland in de vorm van ongeschikt geworden leefgebied. Aanpassingen aan dat landschap in Duitsland, waardoor otters gemakkelijker Nederland kunnen bereiken, zijn wenselijk om ook op de lange termijn een duurzame otterpopulatie te ontwikkelen. Daarnaast blijft er aandacht nodig voor het verminderen van het aantal verkeerslachtoffers door mitigerende maatregelen te treffen, vooral op plekken waar al meerdere malen slachtoffers zijn gevallen. Een ander aandachtspunt is het voorkomen van het verdrinken van otters in (illegale) visfuiken. Door het gebruik van zogenaamde stopgrids, waardoor otters niet de visfuik in kunnen, maar vissen wel, kan ook hier de sterfte worden verminderd.
Samenwerking
Vanaf 2002 werden 31 otters losgelaten in een aantal uitzetgebieden in de Kop van Overijssel en Zuidoost-Friesland. Daarna, vanaf 2008, volgden nog bijplaatsingen van 22 otters in het oosten en noordoosten van het land. De herintroductie werd uitgevoerd door Wageningen Environmental Research (WENR) in opdracht van het ministerie van LNV. De bijplaatsingen werden door meerdere organisaties uitgevoerd. Vanaf de start van de herintroductie voert WENR in opdracht van het ministerie van LNV de genetische monitoring uit van de Nederlandse otterpopulatie. Vanaf 2012 maakt deze vorm van monitoring onderdeel uit van de Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu (WOT). In datzelfde jaar startte de Zoogdiervereniging in opdracht van hetzelfde ministerie de monitoring van de verspreiding van de otter, als meetprogramma binnen het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). WENR en de Zoogdiervereniging werken binnen deze projecten nauw samen. De monitoring van de verspreiding wordt in het veld uitgevoerd door vrijwilligers van de otter- en beverwerkgroep van de Zoogdiervereniging (CaLutra). Zij inventariseren gebieden op het voorkomen van sporen van otters. Dat zijn doorgaans spraints, de uitwerpselen van otters, die gebruikt worden om met soortgenoten te communiceren. In het kader van de genetische monitoring wordt door WENR en Niewold Wildlife Infocentre in samenwerking met vrijwilligers van CaLutra jaarlijks een groot aantal spraints verzameld in alle gebieden waarvan bekend is dat er zich otters ophouden. Spraints worden namelijk gebruikt om samen met monsters van doodgevonden otters DNA-profielen vast te stellen. Zo wordt, naast informatie over de genetische variatie binnen de populatie en eventuele uitwisseling met populaties aan Duitse zijde, een beeld verkregen van de omvang van de Nederlandse otterpopulatie.
Meer informatie
- Rapport Genetische monitoring van de Nederlandse otterpopulatie (pdf; 2,5 MB)
Tekst: Vilmar Dijkstra, Zoogdiervereniging en Loek Kuiters, Wageningen Environmental Research
Foto: Richard Witte (leadfoto: otter)
Figuren: Zoogdiervereniging/NDFF en Wageningen Environmental Research