Het gaat niet goed met korstmossen in bossen op de Utrechtse Heuvelrug

BLWG
1-NOV-2019 - Kenmerkende korstmossen op bomen in bossen op de Utrechtse Heuvelrug zijn sterk afgenomen. Dat blijkt uit de resultaten van het korstmossenmeetnet dat al sinds 1979 loopt in de provincie Utrecht. Het vroeger zo algemene Groot boerenkoolmos is volledig verdwenen uit de bossen tussen Baarn en Rhenen. In de plaats kwamen algemene soorten, zoals Gebogen schildmos, die ook op het platteland groeien.

Op bomen groeiende korstmossen worden in Nederland al sinds 1973 gemonitord. Aanvankelijk gebeurde dit door het toenmalige Rijksinstituut voor Natuurbeheer (RIN), nu is dit vooral een taak van de provincies. Het meetnet van de provincie Utrecht is in 2018 voor de zesde maal onderzocht.

Avocadomos nam sterk af in Utrechtse bossenIn het landelijke gebied worden vaste rijtjes bomen langs wegen gemonitord, in bossen zijn het vooral geselecteerde groepjes bomen die vanouds bekend staan om hun bijzondere soorten. Op de Utrechtse Heuvelrug gaat het daarbij vooral om singels met kronkelige eiken, eikenstrubben, en eiken met lage horizontale takken in heidevelden en stuifzanden. Met de typerende soorten van dit biotoop gaat het bijzonder slecht. Zo is Groot boerenkoolmos recent helemaal niet meer aangetroffen; deze soort werd tot 1995 altijd wel ergens in een bos gevonden. Maar ook met Bruin boerenkoolmos, Bostandpastakorst, Avocadomos, Trilzwamkorst en een reeks andere soorten zijn weg of nagenoeg verdwenen.

De soortenrijkdom is sinds 1995 per saldo niet afgenomen, maar de soortensamenstelling is wel drastisch veranderd. Wat we nu in de bossen aantreffen, zijn soorten die evengoed in de bebouwde kom van een grote stad kunnen groeien, zoals Gebogen schildmos, en ook stikstofminnaars zoals Heksenvingermos. Wat ook opvalt is de enorme toename van een paar bladmossen, vooral Gesnaveld klauwtjesmos. Deze groeit als matten over de boomvoet en dikke horizontale takken op de plekken waar vroeger veel korstmossen zaten. Vergelijkbare trends voltrekken zich in bossen in andere provincies zoals die van de Veluwe.

Ammoniak werkt op boomschors ontzurend, terwijl het in de bodem verzurend werkt. Minder zure schors zorgt voor een verandering van de korstmosbegroeiing op bomen

Uit een statistische analyse van de verandering van de soortensamenstelling met zogenoemde Ellenberggetallen blijkt dat een toename van de beschikbaarheid van nutriënten, gevolgd door een ontzuring van de boomschors, de veranderingen verklaart. Dit proces heeft enkele decennia in beslag genomen, parallel daarmee zijn de bijzondere soorten verdwenen, en heeft de vermossing toegeslagen. Eikenschors is van nature zuur. Het heeft een pH van rond de 4,5 door de aanwezigheid van looizuur in het hout. De verdwenen en afgenomen soorten zijn ook allemaal zuurminnend, en aangepast aan voedselarme omstandigheden. De soorten die ervoor in de plaats gekomen zijn, groeien het best bij een hogere pH (5,5 tot 6,5) en verdragen veel meer voedingsstoffen. De veranderingen zijn duidelijk tot stand gekomen door de toegenomen invloed van ammoniak (stikstofdepositie). Ammoniak draagt in de bodem bij aan de verzuring, maar op boomschors is dit niet het geval. Daar leidt het tot ontzuring (figuur: NH3 -> NH4+ + OH-). De korstmossen laten verder zien dat de ontzuring nog steeds doorgaat, terwijl de ammoniakdepositie vermoedelijk niet meer stijgt. De manier waarop de ontzuring zich voltrekt geeft aan dat niet de reële, maar de cumulatieve ammoniakbelasting bepalend is. De Utrechtse Heuvelrug is geen Natura 2000-gebied, maar dat het niet lukt om in een gebied van deze omvang een basiskwaliteit te handhaven, is een teken aan de wand.

Verder lezen over dit onderwerp: Buxbaumiella 115: 14-22 (2019). Het rapport over monitoring van korstmossen op de Utrechtse Heuvelrug is hier te downloaden.

Tekst en foto's: Kok van Herk, Lichenologisch Onderzoeksbureau Nederland & BLWG (leadfoto: Groot boerenkoolmos)