Goede berichten uit verschillende windstreken
Uit verschillende delen van Nederland komen berichten binnen over een zeer succesvol jaar voor de Grauwe Klauwier. In het Bargerveen werden door Marten Geertsma samen met Erik Bloeming (Staatsbosbeheer) en Stef Waasdorp (Stichting BioSFeer) circa 65 broedparen vastgesteld. Dit is een toename van ongeveer 20 procent ten opzichte van de voorgaande jaren en het hoogste aantal broedparen sinds 2001. Ook in Limburg, Noord-Brabant, Utrecht en Gelderland lijken er meer broedgevallen dan in andere jaren, met onder andere twee broedpaar in de Maashorst en het eerst broedpaar in het Azewijnse Broek bij Doetinchem sinds 55 jaar. In de al decennia 'lege' Gelderse Poort en aangrenzende stuwwal bij Nijmegen hebben tenminste drie paar Grauwe Klauwieren succesvol gebroed.
Warme zomer helpt
Het droge, warme zomerweer van vorig jaar lijkt een belangrijke sleutel in dit succes. Hierdoor zijn in 2018 veel nesten vroeg in het seizoen geslaagd, zijn de jonge dieren waarschijnlijk met een goed gewicht uitgevlogen en hebben ze lang de tijd gehad om op te vetten voor de trek. Dit draagt allemaal bij aan een hoge overleving en terugkeer van de jongen in het daaropvolgende jaar. Bovendien hebben jongen die voor het eerst terugkeren uit Afrika - anders dan volwassen dieren - de neiging om zich elders te vestigen, waardoor ook nieuwe plekken worden bezet. Omdat de maanden juni en juli van 2019 droog en warm waren is het broedsucces wederom erg goed. Wanneer er geen gekke dingen in de overwinteringsgebieden gebeuren, verwachten we dan ook een verdere uitbreiding van de populatie in 2020.
Natuurherstel
Maar met gunstig weer alleen is de 'Negendoder' niet geholpen. Op vrijwel alle plekken waar nu groei of herkolonisatie heeft plaatsgevonden, is veel aan natuurherstel gewerkt of wordt er kleinschalig agrarisch natuurbeheer uitgevoerd. In de randen van het Bargerveen zijn door Staatsbosbeheer en Stef Waasdorp slee- en meidoorns aangeplant in de nieuwe bufferzones, wordt houtopslag teruggezet (half doorzagen en omknikken van bomen, takken stapelen) en wordt gefaseerd gemaaid. Ook in de randen van de Peelvenen, de plekken rondom Nijmegen en veel locaties in Limburg en de Zuid-Veluwe is sprake van kleinschalig gevarieerde gebieden veelal met begrazing en aangepast beheer. Op al deze plekken is er veel geschikte nestgelegenheid én tot laat in het seizoen voldoende voedsel te vinden in de vorm van grote insecten, hagedissen, kikkers en muizen.
Bijzonder geval
In het Bargerveen sprong één broedgeval extra in het oog. Het mannetje van dit broedpaar had geen roodbruine, maar een grijze rug en leek dan ook meer op een Klapekster. Hoewel er overeenkomsten zijn met de oostelijke ondersoort kobylini van de Grauwe Klauwier, alsook met kruisingen tussen de Grauwe en Turkestaanse Klauwier, gaat het waarschijnlijk om een ‘gewone’ Grauwe Klauwier met een genetische kleurafwijking. Met een gemiddelde terugkeer van ongeveer zestig procent voor volwassen klauwieren is er een redelijke kans dat deze bijzondere klauwier volgend jaar wordt teruggevonden.
Tekst: Marijn Nijssen, Stichting Bargerveen
Foto's: Luc Hoogenstein, Saxifraga; Marten Geertsma