Overschot aan jonge mannen bij overwinterende geelgorzen
Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum AkkervogelsDe geelgors is een soort van Oost-Nederland. Het zwaartepunt van de broed- en winterverspreiding ligt in de akkerbouwgebieden in Drenthe en Oost-Groningen. Eén van de plekken waar in de winter wolken geelgorzen te vinden zijn, is bij boer Peter Harry Mulder in het Boerenbuitengebied Muntendam. Met name wintervoedselveldjes nabij twee voor akkervogels aangelegde 'overhoekjes' blijken bijzonder in trek. De gorzen zoeken voedsel op de wintervoedselveldjes terwijl de struiken in de overhoekjes beschutting bieden voor wanneer er een jagende sperwer, blauwe kiekendief of smelleken langskomt.
Sinds 2015 worden er jaarrond vogels gevangen in de overhoekjes ten behoeve van ringonderzoek. Het doel is onder andere om een beeld te krijgen van de herkomst van de overwinterende vogels. Daarnaast verschaft het informatie over de status en conditie van de vogels. Inmiddels zijn honderden vogels in de overhoekjes gevangen en geringd.
Het gros van de in de winter gevangen vogels betreft geelgorzen. Door te kijken naar kleedkenmerken is het relatief gemakkelijk jonge en volwassen vogels, en mannen en vrouwen uit elkaar te houden. Jonge vogels hebben in de regel spitsere staartpennen dan volwassen vogels. Mannen zijn veel geler op de kop en bovendien net een slagje groter dan de vrouwen.
Het blijkt dat het merendeel van de gevangen geelgorzen jonge vogels betreft: gemiddeld 83 procent. Het is gebruikelijk dat jonge vogels in het najaar de overhand hebben in een populatie, omdat oudervogels meerdere broedsels per jaar hebben waarbij per nest vier tot vijf jongen geproduceerd worden.
Echter, het feit dat de verhouding tussen jonge en volwassen ouders zo enorm scheef ligt, geeft aan dat er meer aan de hand is. Mogelijk zijn jonge vogels wat reislustiger dan volwassen vogels, aannemende dat het gros van de bij Muntendam overwinterende vogels van elders komt. Dat laatste is aannemelijk omdat het aantal overwinterende vogels (honderden) een stuk hoger ligt dan het aantal broedvogels in de polder (tientallen). Uit het ringonderzoek zal uiteindelijk moeten blijken of de volwassen vogels inderdaad de honkvaste broedvogels, en de jonge vogels zwervers van elders zijn.
Daarnaast worden er meer mannen dan vrouwen gevangen: gemiddeld 61 procent. Dit is opmerkelijk aangezien we kunnen aannemen dat er evenveel mannen als vrouwen geboren worden. Er zijn een aantal mogelijke verklaringen voor deze scheve man-vrouw verhouding te bedenken. Mogelijk hebben vrouwen een lagere overleving dan mannen, maar heel aannememelijk is dit niet. Als het gaat om predatie zou je juist mogen verwachten dat roofvogels eerder de feller gekleurde mannen pakken. Een aannemelijker verklaring is dat mannen en vrouwen op verschillende plekken overwinteren. Misschien bezetten de grotere en sterkere mannen de betere plekken, en hebben vrouwen de overhand in secundaire overwinteringsplekken. Het zou daarom interessant zijn de samenstelling van groepen geelgorzen van meerdere plekken te kennen, met name ook minder goede plekken.
Het zou ook kunnen dat de (grotere) mannen gemiddeld iets noordelijker overwinteren. Dat zou in overeenstemming zijn met Bergmann's regel die stelt dat dieren in een kouder klimaat groter zijn. Grotere dieren hebben namelijk een gunstigere oppervlakte-inhoud verhouding waardoor ze een efficientere thermoregulatie kennen. In dit geval zouden we verwachten dat richting het zuiden het aandeel vrouwen toeneemt. Het is niet bekend of dat zo is.
Het ringonderzoek naar geelgorzen en andere van de overhoekjes gebruik makende vogels biedt in ieder geval stof tot nadenken.
Tekst: Raymond Klaassen, Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels
Foto's: Roelf Schripsema (leadfoto); Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels