Zeer groot aantal vliegende bladluizen in Nederland
Hellingman Onderzoek en Advies, NAK, Wageningen UniversityOp de fiets kun je ze niet missen, de ontelbare bladluizen in de lucht. Bladluizen zijn kleine insecten met een peervormig en week lijf met lange voelsprieten. De kleur varieert van zwart, blauw, roze, groen of wit tot geel. De grootte varieert van één tot vier millimeter. Een groot deel van het jaar hebben bladluizen geen vleugels maar in de herfst verschijnen gevleugelde mannetjes en vrouwtjes. Na de paring zetten de vrouwtjes hun eitjes af in spleten van boomschors, takken en groeipunten van planten en bomen. In de lente komen de eerste levendbarende vrouwtjes uit het ei. De vrouwtjes 'bevallen' van de eerste bladluizen zonder bevruchting. Dat zijn allemaal nieuwe vrouwtjes die ook levendbarend zijn. Momenteel verschijnen dus de gevleugelde exemplaren. Overigens kunnen gevleugelde exemplaren in alle seizoenen voorkomen als de populatie in slechte omstandigheden terecht komt. Opvallend aan de huidige situatie is dat er nog veel vleugelloze vrouwtjes actief zijn op tal van gewassen.
Nog actieve bladluizen (Bron: Silvia Hellingman)
Virusoverdracht door bladluizen
Veel bladluissoorten kunnen ziektes of virussen overbrengen op planten. Er zijn bladluizen die gebonden zijn aan een waardplant, maar ook andere die niet kieskeurig zijn en zich voeden met allerlei planten. Gevleugelde exemplaren kunnen zich over lange afstanden verplaatsen. Een gewas dat vatbaar is voor virussen die overgebracht worden door bladluizen is aardappel. Op aardappel komen veel bladluissoorten voor, zoals de aardappeltopluis (Macrosiphum euphorbiae) die de aardappel als waardplant heeft en de boterbloemluis (Aulacorthum solani) en de groene perzikluis (Myzus persicae) die verschillende waardplanten hebben. Het risico op overdracht van een virus is hoog op de aardappelpercelen. Vooral omdat op de aardappel ook bladluizen voorkomen die verschillende waardplanten kennen.
Monitoring aantallen en vectorendruk
Vanwege het risico op virussen in landbouwgewassen monitort de Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen, de NAK, het aantal bladluizen. De monitoring loopt van mei tot en met augustus. Er zijn verschillende vangmethoden. In het zuiden, midden en noorden van Nederland worden continu op twaalf meter hoogte luizen opgezogen uit de lucht. De luizen worden geteld en daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het aantal voor aardappel schadelijke en niet-schadelijke bladluizen, waarbij de schadelijke luizen meer risico geven op het overbrengen van virussen. Op basis van de verdeling wordt de vectorendruk bepaalt.
Schadelijke bladluizen doen het beter dit jaar
Het aantal opgezogen bladluizen is dit jaar in vergelijking met de jaren vanaf 2012 niet opvallend hoog en ligt op elk van de drie locaties zelfs onder het gemiddelde. De berekende vectorendruk is dit jaar wel vrij hoog. De vectorendruk is een index die wordt berekend op basis van het voorkomen van het aantal schadelijke bladluizen. De schadelijke bladluizen hebben het blijkbaar goed gedaan dit jaar. Het is nog onduidelijk waardoor dit komt. Door het hoge aantal virussen in pootaardappelen is dit jaar zo’n 25 procent van de aardappelen gedeclasseerd. Normaal varieert dat tussen de 7 en 15 procent, maar het afgelopen jaar lag het percentage ook al vrij hoog, rond de 18 procent. Ook hier is nog onduidelijk wat precies de oorzaak is. Mogelijk dat het dit jaar door de droogte moeilijker was om door virus aangetaste planten in een vroegtijdig stadium te herkennen.
Vervijfvoudiging in een week
Aangezien er tussen augustus en mei geen bladluizen gevangen worden is het moeilijk om de huidige aantallen in een goed perspectief te zetten. Bladluizen staan erom bekend dat ze heel snel in aantal kunnen toenemen vanwege hun mogelijkheid om zich zonder paring voort te planten en doordat ze geen eitjes hoeven te leggen. In gunstige weersomstandigheden kan een bladluizenkolonie in een week vervijfvoudigen. De afgelopen weken was het zeer warm, zonnig en droog. Goede weersomstandigheden voor de voortplanting van bladluizen. Door de afwezigheid van monitoring is het momenteel helaas niet mogelijk om te kijken hoe de verhouding is tussen schadelijke en niet schadelijke soorten of in te schatten wat de consequenties zijn van de huidige aantallen en goede vliegomstandigheden voor het aantal bladluizen volgend voorjaar.
Invloed klimaatverandering
De waargenomen veranderingen in het weer en klimaat in de afgelopen twintig jaar zullen ongetwijfeld ook grote invloed gehad hebben op de ecologie van bladluizen. Vragen zijn bijvoorbeeld in hoeverre de bladluizen ook als volwassen individu overwinteren en welke consequenties de manier van overwinteren heeft. Er zal ook een verschuiving zijn opgetreden in de soortensamenstelling. In Europa komen bijna 800 bladluissoorten voor en net als bij andere diergroepen zal er ook bij bladluizen waarschijnlijk een verandering zijn in de verhouding tussen warmte- en koudeminnende soorten.
Natuurlijke vijanden
Bladluizen leven in kolonies en zijn te vinden op takken, bladeren, groeipunten en wortels. Ze voeden zich met plantensappen. De overtollige suikers die ze uit de planten zuigen, wordt uitgescheiden op de plant. Dit wordt honingdauw genoemd. Op de honingdauw komen veel insecten af zoals mieren, wespen, vlinders, langpootmuggen en gaasvliegen. Honingdauw gaat over in roetdauw, een schimmel die groeiremmingen bij de plant veroorzaakt doordat de fotosynthese wordt geremd.
Bladluizen kennen veel natuurlijke vijanden, zoals lieveheersbeestjes, gaasvlieglarven, zweefvlieglarven, sluipwespen, wespen, kortschildkevers, oorwormen, wantsen en roofvliegen. Voor een goede beheersing van bladluizen is het daarom belangrijk om maatregelen te treffen om natuurlijke vijanden aan te trekken. Zweefvliegen en gaasvliegen bijvoorbeeld hebben pollen en nectar nodig als volwassen insecten.
Tekst: Arnold van Vliet, Wageningen University, Silvia Hellingman, Hellingman Onderzoek en Advies en Miriam Kooman, Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen
Foto’s en film: Silvia Hellingman; Arnold van Vliet