Flinke extra generatie argusvlinders
De VlinderstichtingDe eerste generatie van de argusvlinder vliegt in mei, de tweede in juli en begin augustus en de laatste jaren is er regelmatig een extra derde generatie in september en oktober. Ook dit jaar is dat het geval en, waarschijnlijk door de hoge tempraturen tijdens de zomergeneratie, vliegen er nu redelijk veel argusvlinders. De eitjes die nu door vrouwtjes worden afgezet, moeten zich nog ontwikkelen tot rups in het derde stadium voordat er nachten met forse nachtvorst komen. Jonge rupsen kunnen niet tegen de vorst. De argusvlinder zelf houdt van warme, open graslanden met veel variatie in vegetatiehoogte. De rupsen hebben diverse grassoorten als waardplant. Het soort gras is van ondergeschikt belang aan het warme microklimaat waarin de graspol moet staan. Die warmte wordt onder meer verkregen van verticale structuren, zoals muurtjes of houten hekken. In de directe nabijheid van dergelijke verticale structuren worden de eitjes afgezet en leven de rupsen en poppen.
Om de achteruitgang van de argusvlinder een halt toe te roepen zijn er kansen in het landbouwgebied. Aandacht voor insecten binnen het agrarisch natuurbeheer is pas van recente datum, en richt zich onder meer op onderzoek naar de effectiviteit van bijvoorbeeld akkerranden en bloemrijke percelen als leefgebied voor bestuivende insecten in het agrarische landschap. Concrete maatregelen ten behoeve van insecten zijn in het agrarisch natuurbeheer nog schaars. Als warmteminnende graslandvlinder kan de argusvlinder dienen als indicatorsoort voor gevarieerde, bloemrijke en structuurrijke graslanden. Dergelijke graslanden worden als pakket in het agrarisch natuurbeheer geregeld afgesloten, maar hebben momenteel alleen planten of broedende weidevogels als doelsoorten voor het pakket. Er ligt voor de bescherming van de argusvlinder een grote kans wanneer de soort opgenomen wordt als aanvullende indicatorsoort binnen graslandpakketten en het beheer van deze pakketten hiervoor wordt geoptimaliseerd. Daar profiteren naar verwachting niet alleen argusvlinders, maar ook andere insecten van. Gelet op de kern van het huidige verspreidingsgebied liggen de grootste kansen op korte termijn in Noord- en Zuid-Holland, Friesland, Zeeland en Utrecht.
Tekst: Kars Veling & Anthonie Stip, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling