Athene noctua. Steenuil

De bijzondere lotgevallen van een steenuilenlegsel

Vogelbescherming Nederland
23-MEI-2018 - Het 24 uur per dag met (infrarood)camera’s observeren van broedende vogels levert regelmatig verrassende waarnemingen op. Het webcamproject van Vogelbescherming Nederland Beleef de Lente heeft sinds de start in 2007 voor een groot aantal interessante observaties gezorgd. Zoals een reeks bijzondere gebeurtenissen dit voorjaar, in een steenuilennest in Dongen, Noord-Brabant.

Het eerste legsel

Verrassend vroeg werd het eerste ei gelegd, op 23 maart om 16:57 uur. Erg vroeg, want gemiddeld leggen steenuilen hun eerste ei op 18 april, blijkt uit het project Digitale Nestkaart van Sovon. Het aantal maartwaarnemingen beperkt zich tot 4,74%. Gemiddeld genomen wordt 54 uur na het eerste ei het volgende ei gelegd, in dit geval duurde het echter meer dan 122 uur tot het tweede ei gelegd werd. Het bleef bij twee eieren, enigszins verrassend want vroege legsels tellen doorgaans meer eieren dan latere. Hoewel legsels met twee eieren ook bij steenuilen regelmatig voorkomen (ongeveer 4%), is het mislukkingspercentage met 59% ruim twee keer zo hoog als bij andere legsels (25%). Bijzonder is ook dat het er op 21 maart al op leek dat het eerste ei aanstaande was. Gedurende de ochtend zat het vrouwtje lange tijd in leghouding in het nest, zonder echter tot leggen te komen. Hetzelfde speelde zich af op 26 maart, ruim twee dagen na de leg van het eerste ei. Ook toen werd er geen ei gelegd. Beide waarnemingen doen vermoeden dat er oorspronkelijk een 4-legsel in de maak was, dat om de een of andere reden niet voltooid werd. Na de leg van het tweede ei verbleef het vrouwtje steeds langer op de eieren om op 30 maart vast te gaan broeden.

Eieren verdwijnen

Op 6 april om 5:58 uur gebeurde er weer iets wonderlijks. Zonder dat er een aanleiding voor leek te zijn, at het vrouwtje een van de eieren op. Zowel inhoud als schaal verdwenen volledig in haar maag. Dit is nooit eerder waargenomen. Het ei was nog maar acht dagen oud (als het het als tweede gelegde ei betrof) of 13 dagen (in geval van het eerst gelegde ei). Het opeten gebeurde met de rug naar camera, zodat niet te zien was of er een embryo in het ei aanwezig was. Het overgebleven ei werd normaal bebroed, maar op 29 april was het nog steeds niet uitgekomen. De gemiddelde broedduur van 26 dagen was toen al met 7 dagen overschreden. Opnieuw gebeurde er iets verrassends. In de ochtend van 30e april bleek het ei verdwenen, het nest was leeg. Terugkijken van de camerabeelden leerde dat het ei die nacht om 3:55 uur door het vrouwtje meegenomen was naar buiten, vastgeplakt aan haar buikveren. Waarschijnlijk was het kapot gegaan en had de kleverige inhoud zich aan haar veren gehecht. In plaats van het broeden op te geven – er was immers geen ei meer – bleef ze echter stug doorbroeden, ook ’s nachts. Pas op 6 mei gaf ze het op; die nacht verbleef ze voor het eerst niet meer in broedhouding in de kast. Ze had toen zeven dagen lang gebroed op niet meer aanwezige eieren.

Bekijk de video-samenvatting van bovenstaande bijzondere momenten van het eerste legsel

Nieuwe poging

De dagen daarna werd voor het oog van de camera’s de paarband weer stevig aangehaald. Ook werd er diverse keren gepaard. Op 15 mei zelfs zes keer. Een vervolglegsel leek in de maak en op 17 mei was het zover: om 5:41 uur werd het eerste ei gelegd, 54 dagen na het eerste ei uit het eerste legsel. Op 19 mei om 8:50 uur (51 uur en 9 minuten later) gevolgd door het tweede. Op 21 mei volgde om 15:06 het derde ei, met 54 uur en 16 minuten na het vorige precies volgens het boekje. Het is niet onmogelijk dat er na het schrijven van dit artikel nog een vierde ei gelegd wordt; dat zou 23 mei in de loop van de avond moeten gebeuren.

Duiding

Dit alles is een reeks bijzondere gebeurtenissen, waarvan de achtergronden alleen maar speculatief te duiden zijn. Mogelijk betreft het een ouder vrouwtje, aan het einde van haar reproductieve leeftijd. Ook van andere vogels is bekend dat dan de vruchtbaarheid minder wordt. De vroege legselstart zou ook, ten minste deels, verklaard kunnen worden door het uitzonderlijke aantal (bos)muizen dat in het terrein aanwezig is: in 2017 werden in de leg-, broed- en jongenperiode 187 muizen aangevoerd, veel meer dan bij andere met camera’s geobserveerde nesten geteld werden. De twee situaties waarin sprake lijkt van schijnleg, zijn voor zover wij weten niet eerder beschreven. Hetzelfde geldt voor het opeten van het eerste ei. Eén keer eerder - in 2008 – is er iets dergelijks waargenomen. Het betrof toen echter een niet-uitgekomen ei dat plotseling door het vrouwtje aan de 21 dagen oude jongen opgevoerd werd. Dat een ei onbedoeld door het vrouwtje mee naar buiten genomen wordt doordat het aan haar buikveren blijft plakken, zagen we eerder in 2010. Waarschijnlijk betrof het een onbevrucht ei, mogelijk met een te dunne eischaal. Dat de broeddrift zo sterk is dat nog met ‘broeden’ doorgegaan wordt nadat de eieren verdwenen zijn, is bij steenuilen niet eerder beschreven. Uit de pluimveehouderij is echter bekend dat kippen eenzelfde soort gedrag vertonen. Dat vrouwtjes lang na het verstrijken van de gemiddelde broedduur nog op de eieren kunnen blijven zitten, in extreme gevallen wel tot 50 dagen (eigen waarnemingen), is overigens wel bekend.

Vervolglegsels

Vervolglegsels (Vlamingen gebruiken de ons inziens betere term vervanglegsels) komen bij steenuilen sporadisch voor. In literatuur wordt wel een gemiddeld percentage genoemd van 1,7%. In de periode 2010-2017 troffen we zelf tien vervolglegsels aan op een totaal van 512 eerste legsels, 1,95%. Vergelijkbaar dus met de 1,7 uit de literatuur. Van deze 512 waren er 135 (26,4%) mislukt. In tien gevallen (7,4%) werd hier dus een vervolglegsel geproduceerd. In de praktijk zal het aantal vermoedelijk nog wat hoger uitvallen, omdat een vervolglegsel soms nog gestart wordt nadat wij ons laatste bezoek gebracht hebben. Zo troffen we in februari 2018 een ei in een nestkast waar het legsel in 2017 was mislukt en de kast bij de nacontrole eind juni leeg was. Een vervolglegsel is op zich dus niet heel bijzonder. Wel bijzonder is dat we de aanloop ernaartoe precies in beeld hebben gekregen en dat deze een aantal curieuze elementen bevatte. Hoe kansrijk het vervolglegsel is, zal moeten blijken. Van de bovengenoemde tien mislukten er zes opnieuw. De vier die wel slaagden telden twee keer drie en twee keer vier jongen. Kansloos is het dus zeker niet. Opvallend ook is dat het vervolglegsel meer eieren telt dan het eerste legsel, iets dat volgens een artikel van Van Nieuwenhuyse en collega's uit 2008 (pdf; 0,6 MB) altijd omgekeerd is.

Timing en menukeuze

SteenuilHet antwoord op de vraag waarom steenuilen niet vaker een vervolglegsel produceren, hangt samen met de vraag waarom ze geen tweede legsels produceren, iets wat bij kerkuilen heel regelmatig vastgesteld wordt. In muizenrijke jaren kunnen deze soms zelfs drie keer over jongen grootbrengen. Het antwoord ligt in de menukeuze en de timing van het broedseizoen. Steenuilen kennen een gevarieerd menu dat behalve uit muizen (stapelvoedsel), uit (mei)kevers, rupsen, larven, regenwormen en (mondjesmaat) jonge vogels en kikkers bestaat. Het aantal kleine prooien is afhankelijk van het aantal muizen. Zijn er veel muizen, dan worden er weinig kleine prooien aangevoerd. Lang niet altijd echter zijn er voldoende muizen of treedt de piek op het goede moment op. Ze moeten dan kunnen overschakelen op andere prooien. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij het nest in Harreveld in 2009. De vier jongen van dat jaar moesten genoegen nemen met 58 muizen (0,37 muis per jong per dag). De ouders zagen zich genoodzaakt dit karige menu aan te vullen met 4522 kleine prooien, waaronder 2597 rupsen en larven, 224 meikevers en 712 regenwormen. Rupsen, larven en mei(kevers) zijn er vooral in de laatste decade van april, in mei en in de eerste helft van juni. Om daarvan te kunnen profiteren moeten ze in die periode hun jongen grootbrengen. De jongen van veel vervolglegsels (en dus ook van een tweede legsel) moeten het grotendeels zonder deze voedselbronnen doen, met alle risico’s van dien. Soms hebben ze echter geluk en kunnen ze plotseling beschikbare prooien benutten. In een nest in 2004 in Heelweg bij Varsseveld kwamen de eieren van het vervolglegsel op 15 juni uit. De ouders voerden vanaf 26 juni grote aantallen rattenstaartlarven aan, een prooi die vanwege het zwoele weer plotseling beschikbaar kwam. Timing is dus van groot belang en voor een vervolglegsel zijn er vaak niet voldoende prooien aanwezig. Dat verklaart het relatief lage aantal keren dat een vervolglegsel begonnen wordt. In Dongen lijkt ook in 2018 het aantal muizen fors te zijn, mogelijk dat de ouders erin slagen hun jongen groot te brengen. Het blijft echter opvallend dat een vrouwtje steenuil waarbij er met het eerste legsel in zoveel opzichten iets misgaat, aan een tweede leg begint en dan ook nog eens meer eieren legt dan bij de eerste keer.

Tekst: Ronald van Harxen & Pascal Stroeken, STONE. Met dank aan Jeroen Nienhuis, Sovon voor de informatie over het aantal maartlegsels
Foto's: Martin Mollet, Saxifraga; Vogelbescherming Nederland; Martin Hierck, Vogelbescherming Nederland