Natuur in Onderlaatse Laak weer uit het dal
Provincie GelderlandTen behoeve van ontwikkeling van de EHS (het huidige Natuurnetwerk Nederland) is sinds begin van deze eeuw circa 90 hectare landbouwgrond verworven in en aan het Groote Veld tussen Lochem en Zutphen. Diverse landbouwenclaves werden door natuurontwikkeling aan het natuurgebied toegevoegd, zodat een robuust gebied gevormd is. Ook werd het dal van de Onderlaatse Laak vrijgemaakt van landbouw. Van oorsprong was dit een kwelgevoede laagte, waardoor het water diffuus afstroomde. In de loop van de tijd is het gebied ontwaterd geraakt door diepe sloten en watergangen. Tegelijk met de inrichting als natuurgebied is de diepe ontwatering aangepakt: de Onderlaatse Laak en de belangrijkste zijwatergangen zijn tot maximaal een halve meter verondiept.
Voorafgaand aan de herinrichting heeft Wageningen Environmental Research een uitgebreide systeemanalyse uitgevoerd. Deze wees uit dat een belangrijk deel van de ijzervoorraad in de bovenste dertig centimeter van de bodem te vinden is. Aangezien ijzer belangrijk is voor de binding van fosfaat (in vrije vorm een grote spelbederver bij vernatting) is besloten om het maaiveld niet te verlagen. Dat was destijds vrij uniek, meestal werd juist een belangrijk deel van de bouwvoor verwijderd bij omvorming van landbouw naar natuur. In plaats daarvan is in de lage delen oppervlakkig geplagd.
Sinds de uitvoering in 2009 zijn ontwikkelingen op de voet gevolgd. De grondwaterstanden in winter en voorjaar zijn sterk gestegen. In winter en vroege voorjaar staan nu langdurig plassen op maaiveld waar onder andere watersnippen volop van profiteren. De vegetatie heeft ook snel gereageerd op de nattere omstandigheden, de lage delen worden inmiddels gekenmerkt door pinksterbloem, echte koekoeksbloem, veldrus, biezenknoppen en tweerijige zegge, naast zeldzamere soorten zoals alpenrus, rietorchis en gevlekte orchis..
Zo’n zes groeiseizoenen na herinrichting is de vegetatie nog overwegend productief. Erg opvallend zijn de dikke matten van moerasrolklaver, een duidelijke aanwijzing dat er relatief weinig stikstof in de bodem zit en juist veel fosfaat. Toch wordt het gebied langzaam maar zeker schraler. Op de meeste plaatsen ligt het beschikbare fosfor in de bovenste tien centimeter van de bodem inmiddels al binnen het bereik van soortenrijke dotterbloemhooilanden. De ijzervoorraden lijken dus hun werk te doen, bovendien wordt er nu ook extra ijzer en calcium (ook een goede fosfaatbinder) aangevoerd dankzij de herstelde kwelstroom.
Sinds de graslanden extensiever beheerd worden is het aantal insecten bovendien explosief gestegen. Er zijn recent 18 soorten libellen, 10 soorten sprinkhanen en 24 soorten dagvlinders aangetroffen. Vooral de aantallen zijn imposant. In de zomer zijn de hooilanden het decor van duizenden krassers (en op de hogere delen ook ratelaars), vliegen er tientallen icarusblauwtjes, bruin zandoogjes en klein geaderd witjes. Samen met de talloze zweefvliegen en andere insecten vormen ze op hun beurt een belangrijke voedselbron voor broedende insecteneters als gele kwikstaart, roodborsttapuit, boerenzwaluw en steenuil. Daarmee is een soortenrijk en landschappelijk fraai beekdal hersteld. Het gebied is via wandelpaden goed toegankelijk.
Tekst: Willem Drok, Provincie Gelderland
Foto’s: Robert Ketelaar; Willem Drok