Steur kan paaien in de Rijn
ARK Rewilding NederlandOorspronkelijk leefden er grote aantallen steuren in de Rijn. In de eerste helft van de vorige eeuw stierf deze vis uit door overbevissing, watervervuiling en het aanleggen van riviercorrecties. De Europese steur (Acipenser sturio) is een trekvis die leeft in zee maar paait op de rivieren, opgroeit in de delta en als volwassen vis weer leeft op zee, met name in de kustzones. Van de Europese steur is uit het verleden bekend dat hij paait in de hoofdstroom van de rivier. In tegenstelling tot andere trekvissen heeft de zeldzame steur een voorkeur voor paaiplaatsen in rivieren met diep water (meer dan 2 meter) in combinatie met grof grind op de bodem (met een diameter van meer dan 25 millimeter) en een sterke stroming (0,5 tot 2,2 meter per seconde).
Onderzoek paaigronden
Van de Alpen tot de Noordzee, met een lengte van ruim 1200 kilometer, verbindt de Rijn het West-Europese achterland van Nederland, Duitsland, Frankrijk en Zwitserland met de zee. Tot Iffezheim (zo’n 800 kilometer van de Noordzee) is de Rijn vrij toegankelijk voor trekvissen. Dat is uniek in Europa waar de rivieren doorgaans veel stuwen bevatten. In Nederland is het Haringvliet een cruciale schakel in de verbinding van de Rijn met de zee. Uit historische gegevens is bekend dat jonge steurtjes die hogerop in de Rijn geboren werden, opgroeiden in het natuurlijke estuarium van het Haringvliet, voordat zij klaar waren om de zee op te trekken. Ook is bekend dat de meeste potentiële paaiplekken voor steuren aanwezig zijn in het Duitse deel van de Rijn.
Om die reden is in het onderzoek naar potentiële paaigronden over een lengte van zo’n 220 kilometer (de hele deelstaat Noordrijn-Westfalen) gekeken naar zowel de kwaliteit als de omvang van mogelijke paaigronden voor de steur. Uit de studie blijkt dat ongeveer een derde deel van de rivier in dit gebied potentieel geschikt is voor de steur om te paaien. Een klein deel daarvan (bijna 2,5 vierkante kilometer) wordt zelfs aangemerkt als zeer geschikt, verdeeld over zes toplocaties tussen Emmerik (Emmerich am Rhein) en Bonn. Hier is veel grind aanwezig op de bodem en is het erg diep in de buitenbocht (dieper dan 5 meter). Hier liggen de zogenaamde ‘potholes‘ of diepe zones waar grote vissen, als windes en barbelen graag rusten en steuren goed kunnen paaien. Zeer belangrijke plekken voor het onderwaterleven in de Rijn.
Voldoende paaigebied
De belangrijkste conclusie die uit het onderzoek naar voren komt, is dat er meer dan voldoende potentieel paaigebied voor de Europese steur aanwezig is in de hoofdstroom van de Rijn. De steur hoeft dus niet de zijrivieren op te trekken om geschikte paaiplaatsen te vinden. In het onderzoek is ook een aandachtspunt gesignaleerd. Het betreft de vaargeul van de scheepvaart die in deze regio voor een groot deel (ongeveer de helft) samenvalt met de geïdentificeerde paailocaties. Wat voor effect dit heeft op de paaigebieden voor de steur is (nog) niet bekend. Duidelijk is wel dat ten zuiden van Bonn, in de deelstaat Rijnland-Palts, veel minder scheepvaart is. Dit deel van de Rijn herbergt historisch gezien veel geschikte paaiplaatsen voor de Europese steur. Ook dit willen we verder gedetailleerd in kaart brengen.
Droomfondsproject Haringvliet
Het werk aan de terugkeer van de steur in Nederland is onderdeel van het Droomfondsproject Haringvliet. In 2018 gaan de Haringvlietsluizen op een kier. In aanloop hiernaar werkt een unieke coalitie van zes natuurorganisaties aan een natuurlijker Haringvliet. De financiële bijdrage uit het Droomfonds van de Nationale Postcode Loterij is daarbij een onmisbare impuls. Het steurenproject wordt mede mogelijk gemaakt door een LIFE-bijdrage van de Europese Unie. De resultaten van de studie zijn belangrijk voor de terugkeer van de steur in de Rijn. Het volledige Engelstalige rapport is hier te vinden.
Meer informatie
- Over het steurenproject is te vinden op Haringvliet.nu en Steureninnederland.nl
Tekst: Bram Houben & Karsten Reiniers, ARK Natuurontwikkeling en Niels Brevé, Sportvisserij Nederland
Foto's: Peter van Rodijnen; Bram Houben, ARK Natuurontwikkeling