Een derde minder eikenprocessievlinders gevangen dan in 2016
Kenniscentrum EikenprocessierupsDoor in augustus en september met feromoonvallen eikenprocessievlinders te vangen, ontstaat een goed overzicht van hoe de populatie zich lokaal ontwikkelt. Met deze informatie kun je bepalen waar zich mogelijk volgend jaar problemen met de eikenprocessierups kunnen voordoen. Ondanks dat er een derde minder vlinders gevangen zijn dan vorig jaar, ligt het gemiddelde aantal van 23 vlinders per val ongeveer twee keer zo hoog als de 12 vlinders per val in 2014.
Regionale verschillen
In alle provincies, met uitzondering van de provincie Utrecht, hangen tegenwoordig vallen. Het gemiddeld aantal vlinders per val verschilt sterk tussen de provincies en zelfs binnen provincies. In Drenthe, Friesland, Groningen, Gelderland en Noord-Holland hangen voldoende vallen om een betrouwbaar beeld van de populatieontwikkeling in de tijd te geven en van de kans op overlast van de eikenprocessierups volgend jaar. Van deze provincies is de grootste procentuele toename waargenomen in Groningen met dit jaar 163 procent meer vlinders in dan vorig jaar. In Noord-Holland was er een toename van 14 procent. Drenthe liet de grootste gemiddelde afname zien van 48 procent, gevolgd door Gelderland en Friesland. Binnen provincies zijn er regionale verschillen. Ondanks de afname in Drenthe is het aantal vlinders per val aan de noordkant van Drenthe grenzend aan Groningen juist toegenomen.
Sterke toename in provincies met laagste dichtheden
Groningen laat dit jaar dan wel de grootste procentuele toename zien in het aantal vlinders per val, maar het absolute aantal vlinders ligt met 10 exemplaren per val beduidend lager dan in de provincies die dit jaar een afname zagen.
Tabel 1: Overzicht van het gemiddeld aantal vlinders per val in 2016 en 2017. Alleen de provincies met een * achter de naam hebben voldoende vallen hangen om een betrouwbaar beeld te geven van de verandering
Landelijk en per provincie |
2016; gemiddeld aantal vlinders per val |
2017; gemiddeld aantal vlinders per val |
Landelijk |
34,53 |
23,24 |
Drenthe* |
39,49 |
20,72 |
Flevoland |
66,18 |
37,28 |
Friesland* |
36,26 |
31,86 |
Gelderland* |
37,83 |
24,89 |
Groningen* |
3,63 |
10,01 |
Noord-Brabant |
55,90 |
50,91 |
Noord-Holland* |
5,99 |
6,71 |
Limburg |
29,38 |
30,23 |
Overijssel |
93,94 |
65,82 |
Zeeland |
1,30 |
2,40 |
Zuid-Holland |
10,67 |
3,67 |
Mogelijke oorzaken van de daling
De daling van het aantal vlinders ten opzichte van vorig jaar kan verschillende oorzaken hebben. De droge en zonnige weersomstandigheden in de periode van de nestvorming waren dit jaar gunstig. Hierdoor werden de nesten eerder zichtbaar en bestreden, mede in verband met de mogelijke overlast. In de nestvormingsperiode van 2016 was het daarentegen regenachtig en hingen de nesten meer verspreid over de bomen waardoor er minder overlast was.
Door de hitte in juni hebben veel rupsen de nesten verlaten en zijn ze de grond in gegaan. Het is best mogelijk dat de vlinders van deze rupsen niet dit jaar, maar in 2018 pas zullen uitvliegen. Op diverse plekken in Nederland werden nesten aangetroffen die verlaten waren door de rupsen. Die nesten zijn verwijderd omdat ze ook zonder rupsen vol met brandharen zitten, terwijl de rupsen zijn ontsnapt.
Dat er relatief veel grondnesten gevormd zijn, werd vooral duidelijk in de tweede vluchtperiode. Er werden toen veel vlinders gevangen die afkomstig waren uit grondnesten. Dat is te zien aan de beschadiging van hun kop. Ze moeten zich omhoog drukken om de grond te verlaten, waardoor vaak een deel van de beharing verloren gaat.
Neerslag hinderde de vlucht
Hoewel er gemiddeld over het land ongeveer dezelfde hoeveelheid neerslag is geweest in de vluchtperiodes van 2016 en 2017, viel er dit jaar plaatselijk erg veel regen. De vlinders vliegen niet graag in de regen met als gevolg dat de vlinders minder ver vliegen om hun eitjes af te zetten. De kans wordt daarmee groter dat er in 2018 plaatselijk veel nesten bij elkaar te vinden zijn met een grotere kans op een hogere plaagdruk en mogelijk ook overlast.
Mogelijk andere soort eikenprocessierups
De laatste jaren lijkt een verschuiving te ontstaan in de ontwikkeling van de eikenprocessierups. We hebben tijdens een recent uitgevoerd onderzoek op een locatie nog veel nesten aangetroffen die verse spinsels bevatten. Ook de vraatsporen waren niet oud. Het kan zijn dat deze rupsen in diapauze zullen blijven en pas volgend jaar uitvliegen. Mogelijk dat we te maken hebben met meerdere soorten eikenprocessierupsen die een andere levenscyclus hebben dan we tot nu toe dachten. Een soort die overwintert als pop (en niet als ei) en die pas in het voorjaar uitvliegt (en niet in het najaar). Dit moet eigenlijk beter uitgezocht worden, omdat dit consequenties kan hebben voor zowel de monitoring alsook voor de beheersing van de eikenprocessierups.
Tekst: Kenniscentrum Eikenprocessierups; Silvia Hellingman, Biocontrole Onderzoek en Advies; Arnold van Vliet, De Natuurkalender, Wageningen University; Henry Kuppen, Terra Nostra; Henk Jans, Jans Consultancy Gezondheid en Milieu; Jan Buijs, GGD Amsterdam
Foto’s: Silvia Hellingman