Nieuwe tool om plaagdruk eikenprocessierups landelijk in beeld te brengen
Kenniscentrum EikenprocessierupsDe eerste eikenprocessierupsen hebben al het vierde larvestadium bereikt. Dit is ook het moment dat ze brandharen hebben en dat ze de karakteristieke nesten gaan vormen. Geleidelijk aan zullen steeds meer nesten zichtbaar worden. Om een goed beeld van de plaagdruk te krijgen waardoor beheermaatregelen verantwoord kunnen worden ingezet om gezondheidseffecten tot een minimum te beperken, is het hebben van een systematisch overzicht van de plaagdruk van groot belang.
Een landelijke plaagdrukkaart
Het Kenniscentrum Eikenprocessierups heeft in opdracht van het Kennisplatform Processierups in 2021 een eenvoudige methode ontwikkeld om een landelijk beeld te creëren van de plaagdruk. Dit heeft in 2021 geleid tot een fraai eerste overzicht waarbij 17 procent van 109.000 geïnventariseerde bomen aangetast was. Dit jaar is de digitale omgeving nog verder verfijnd en kan eenieder via een speciaal formulier op straat-, wijk- of gemeenteniveau invoeren in hoeveel eiken wel en geen nesten zitten. We roepen gemeentes en boombeheerders, maar ook vrijwilligers, op om van zoveel mogelijk eiken, maar mimimaal dertig, door te geven of er eikenprocessierupsen in zitten. Op de plaagdrukkaart is meteen te zien wat de plaagdruk in de geïnventariseerde gebieden is.
Nestgrootte: tennisbal, voetbal of deken
Indien mogelijk vragen we om bij de inventarisatie onderscheid te maken tussen nesten van verschillende omvang: nesten ter grootte van een tennisbal, voetbal of deken. In onderstaande foto’s wordt duidelijk gemaakt wat daarmee bedoeld wordt. Uiteraard zijn er nesten die tussen deze formaten in zitten. Kies dan de categorie die er het dichtst bij zit. Gebruik een telformulier (zie voorbeeld (worddocument; 30,5 KB)) waarop u tijdens de inventarisatie per boom aangeeft of er één of meerdere nesten in de boom zitten en hoeveel nesten van elke categorie. Bij het doorgeven hoeft u alleen de totalen van alle getelde bomen per gebied door te geven.
Bespoten bomen apart registreren
We vragen daarnaast aan gemeenten om voor bomen waar bespuiting heeft plaatsgevonden, of waar maatregelen zijn genomen om natuurlijke vijanden te stimuleren, een aparte inventarisatie te maken. Aangezien vrijwilligers deze gegevens niet hebben, hoeven zij daar geen rekening mee te houden.
Tips bij het tellen
Houd bij het tellen rekening met de volgende punten:
- Eikenprocessierupsen kunnen al brandharen hebben. Houd dus zo veel mogelijk afstand van de eikenprocessierupsen.
- Bedek uw lichaam zoveel mogelijk. Ga niet met blote benen en armen en open schoenen de inventarisatie doen.
- Door de wind in de afgelopen dagen kunnen nesten en rupsen uit de bomen gevallen zijn, waardoor brandharen ook rondom de bomen op de grond kunnen liggen. Indien vorig jaar oude nesten niet verwijderd zijn, kunnen die ook rondom de bomen op de grond liggen.
- Let op het verkeer in de directe omgeving.
- Neem een verrekijker mee om ook hoger in de bomen de eikenprocessierupsen te observeren.
- Doe de inventarisatie overdag. In de loop van de avond verlaten de rupsen in processie de nesten om bovenin de boom te eten. Dan zijn de nesten en de omvang ervan moeilijker te onderscheiden.
- Het is soms moeilijk om de hele boom te bekijken. Tel alleen de nesten die u kunt zien. Voor het verkrijgen van inzicht in de plaagdruk is het niet heel erg als af en toe een nest gemist wordt.
- Hoe meer bomen geteld worden, hoe betrouwbaarder de inschatting van de plaagdruk is.
- Kies bij voorkeur bomen op verschillende plekken in de gemeente.
- Gebruik een telformulier (zie voorbeeld (worddocument; 30,5 KB)) waarop u tijdens de inventarisatie per boom aangeeft of er één of meerdere nesten in de boom zitten en hoeveel nesten van elke categorie.
Naar het formulier om eikenprocessierupsnesten door te geven of de plaagdruk te bekijken.
Tekst: Kenniscentrum Eikenprocessierups: Arnold van Vliet, Wageningen University; Henry Kuppen, Terra Nostra; Silvia Hellingman, Hellingman Onderzoek en Advies; Henk Jans, Jans Consultancy Gezondheid en Milieu; Joop Spijker, Wageningen Environmental Research, Hidde Hofhuis, Stichting voor Duurzame Ontwikkeling