Ruwe schatting: stabiliserende plaagdruk te verwachten van eikenprocessierups in 2021
Kenniscentrum EikenprocessierupsDe eikenprocessierups heeft dit jaar voor beduidend minder problemen gezorgd dan in het piekjaar 2019. Dit is in lijn met de afname van het aantal gevangen vlinders in de monitoring in 2019. Dat komt onder andere doordat er beduidend minder rupsen waren. In juni meldden we op basis van een inventarisatie van tienduizend niet preventief bespoten eiken dat 30 procent was aangetast door eikenprocessierupsen. In 2019 was de besmettingsgraad 55 procent. Inmiddels blijkt uit inspectiegegevens van uiteindelijk 36.000 onbespoten bomen dat 33 procent is aangetast. Dit is dus een substantieel lager aantal dan in 2019. Ook de preventieve bestrijding heeft bijgedragen aan de beheersing van de overlast in 2020. Van de bomen die preventief bespoten waren met nematoden of een bacteriepreparaat bleek maar 15 procent van ruim 36 duizend geïnspecteerde bomen aangetast en waren de nesten beduidend kleiner dan op onbespoten bomen.
Naast dat er beduidend minder rupsen waren, bleken ook de weersomstandigheden tijdens de overlastperiode dit jaar gunstiger te zijn dan vorig jaar. Kenmerkend voor de laatste weken van juni 2019 was dat zeer hoge temperaturen in combinatie met stormachtige wind voor veel overlast zorgden voor passanten, recreanten en directe omgeving, door het verwaaien van grote hoeveelheden brandharen en zelfs van grote losse nesten uit de bomen. Ook dit jaar was juni een zeer warme maand, maar bleef de harde wind achterwege. In augustus waaide het van tijd tot tijd (zeer) hard, maar toen waren de nesten door de verpoppingsfase al samengetrokken, waardoor het verwaaien van nesten en brandharen minder risico’s opleverde voor de directe omgeving.
Problemen met lokstoffen voor feromoonvallen
Hoeveel rupsen kunnen we volgend jaar verwachten? Het aantal vlinders dat wordt gevangen in feromoonvallen blijkt een goede methode te zijn om inzicht te krijgen in het te verwachten aantal eikenprocessierupsen het jaar erop. Al meer dan tien jaar wordt jaarlijks op deze manier het aantal eikenprocessievlinders gemonitord. Inmiddels is een groot netwerk over Nederland ontstaan met meer dan 2.500 feromoonvallen. Dit jaar bleek tijdens de eerste vluchten dat het aantal gevangen vlinders sterk achterbleef bij het aantal dat werd aangetroffen in lichtvallen. Ook op basis van het aantal eikenprocessierupsnesten met uitvliegopeningen werden grotere vangsten verwacht. Dit werd ook in Engeland, Duitsland en Frankrijk geconstateerd. Gebleken is dat de lokstof, die chemisch wordt samengesteld, instabiel was geworden. Dr. Tom Bloemberg van de faculty of Science van de Radboud Universiteit heeft monsters van verschillende feromonen geanalyseerd voor het Kenniscentrum en de uitslagen bevestigden dat de feromonen van 2020 inderdaad niet goed waren. De Nederlandse producent, die wereldwijd levert en bekend is vanwege de kwaliteit, heeft hierop diverse nieuwe partijen geproduceerd. Een aantal monitoringbedrijven bleek gelukkig nog feromonen uit 2011, 2018 en 2019 in opslag te hebben. Uit een vergelijking van vlindervangsten tussen vallen met de nieuwe feromonen en bewaarde feromonen bleek dat ook de vangsten met de nieuwe feromonen nog steeds achterbleven. Uit analytisch onderzoek bleek dat één van de grondstoffen een vervuiling kende die in de kwaliteitscontrole niet was waargenomen. Nadat dit bekend is geworden is begin september een partij feromooncapsules geproduceerd die wel eikenprocessievlinders aantrok. Tegen die tijd liep het eikenprocessievlindervluchtseizoen echter op het einde.
Eikenprocessievlinders kruipen uit hun cocon (Bron: Silvia Hellingman)
Ruwe schatting: aantal vlinders gelijk aan vorig jaar
Na de constatering van de problemen met de feromonen zijn verspreid over Nederland in totaal 96 feromoonvallen geplaatst met de oude, goed werkende, feromonen. Helaas waren onvoldoende oude feromonen beschikbaar om alle 2.500 feromoonvallen hiervan te voorzien. Met de 96 vallen werden gemiddeld 37 vlinders per val gevangen. In de gebieden waar deze vallen hingen werden vorig jaar 52 vlinders per val gevangen. Dit is 31 procent hoger dan het landelijke gemiddelde in 2019 van 40 vlinders per val.
We weten echter dat we een deel van de vliegperiode gemist hebben. Vanaf 18 juli werden de eerste vlindervluchten waargenomen. Tijdens de testen van nieuwe feromonen in de eerste week van augustus waren de vluchtomstandigheden van de vlinders zeer geschikt. Tijdens deze periode zijn alle oude feromonen geïnstalleerd en is een deel van de meest intensieve vluchtperiode gevangen. Het is moeilijk te bepalen welk deel van de vlucht gemist is en dat zal per regio ook verschillen. Voor de veiligheid houden we een range aan van tussen de twintig en vijftig procent van de vlinders dat gemist is. Dat zou betekenen dat het landelijk gemiddelde aantal vlinders per val uitkomt tussen de 35 en 56 vlinders per val (zie onderstaande figuur). Dit betekent dat het aantal vlinders dit jaar vergelijkbaar is met het aantal dat vorig jaar gevlogen heeft.
Om deze uitkomst te verifiëren is voor acht provincies gekeken hoeveel vlinders door betrouwbare waarnemers in 2019 en in 2020 zijn geregistreerd. Er zijn provincies die een stijging en provincies die juist een daling in het aantal vlinders laten zien. Gemiddeld over deze provincies zou je van een lichte stijging kunnen spreken. Het ligt daarmee in de lijn van de hierboven gerapporteerde vlindervangsten.
Stabiliserende plaagdruk
Dit jaar hebben veel boomeigenaren bespuitingen uitgevoerd. Die hebben er mede voor gezorgd dat de plaagdruk en daarmee de overlast lager was dan in het rupsenpiekjaar 2019. Ondanks de intensievere bespuitingen in het voorjaar en de inzet van meer ‘zuigcapaciteit’ gedurende de zomermaanden heeft een substantieel aantal rupsen zich tot vlinder kunnen ontwikkelen, wat dus resulteerde in een stabilisatie van de populatie. Deze vlinders hebben weer eitjes afgezet waar volgend voorjaar de rupsen uit tevoorschijn zullen komen.
Op basis van onze ruwe schatting dat het aantal uitgevlogen vlinders vergelijkbaar is met vorig jaar concluderen we dat we een zich stabiliserende plaagdruk hebben. Kijkend naar de aantalsontwikkeling sinds 2012 zijn de aantallen vlinders per val echter nog steeds relatief hoog. Belangrijk is te blijven inzetten op een goed, zorgvuldig en daadkrachtig beheer. Als we dit niet doen, zullen we in gebieden waar we geen goed beheer hebben van de eikenprocessierups rekening moeten houden met een substantiële plaagdruk in 2021.
Grondnesten een onzekere factor
Een onzekere factor in de plaagdrukverwachting is het aantal rupsen dat in verlengde diapauze is gegaan in grondnesten. In 2019 werden veel minder vlinders in de feromoonvallen aangetroffen dan op basis van het zeer grote aantal rupsen eerder dat jaar werd verwacht. Eén van de mogelijke verklaringen was dat een deel van de rupsen zich in de grond had ingegraven om pas in 2020 hun cyclus te voltooien. Begin juni dit jaar werden op verschillende locaties en door diverse waarnemers verzamelingen van rupsen laag op de stam waargenomen, terwijl er geen nestvorming in de kroon was waar te nemen. Het betrof hier rupsen die in verlengde diapauze hadden verkeerd en uit hun grondnesten waren gekropen om hun in 2019 gestarte cyclus te voltooien. De rupsen die uit de grond kruipen, verkeren in het vierde larvestadium en hebben dan dus al brandharen. Ze vreten laag in de kroon van de bladeren waarna een spoedige vervelling volgt.
Opgegraven grondnest (Bron: Silvia Hellingman)
Oorzaken vorming grondnesten
Het is onduidelijk op welke schaal eikenprocessierupsen grondnesten vormen en hoe lang de rupsen in verlengde diapauze blijven. Er is een kans dat een deel van de rupsen dat in 2019 de grond is ingegaan nog steeds in verlengde diapauze zit en dat ze volgend seizoen pas tevoorschijn komen. Na drie droge jaren met extreme temperaturen is vast komen te staan dat deze omstandigheden het vormen van grondnesten bevorderen. Ook dit jaar zorgde de hitte in de laatste week van juni voor onrustig gedrag van rupsen met de vorming van grondnesten tot gevolg. In de bodem vinden de rupsen verkoeling. Ze maken gebruik van bodemopeningen, die bijvoorbeeld door droogte of muizen zijn ontstaan. Ze worden wel tot op drie meter van de stam in de bodem waargenomen.
Rupsen verlaten ook de bomen wanneer er sprake is van eikenmeeldauw waardoor de nutriënten uit de bladeren worden onttrokken. De bladeren verdorren en zijn daardoor niet meer eetbaar voor de rupsen.
Zeer waarschijnlijk is ook dit jaar dus een deel van de rupsen de grond ingekropen om er volgend jaar juni pas weer uit te komen. Op locaties waar rupsen uit de bodem komen, kan de plaagdruk dan onverwacht groter zijn, zelfs als er preventieve bespuitingen worden uitgevoerd. We raden boomeigenaren aan om dit fenomeen in de gaten te houden en er tijdig op te anticiperen.
Rupsen die zich ingraven gaan niet allemaal in verlengde diapauze. Een deel verpopt zich en vliegt hetzelfde jaar nog uit als vlinder. Op een onderzoeklocatie in Drenthe werden in augustus bij drie bomen vanuit grondnesten 4.646 vlinders gevangen. De vlinders kropen achter een net uit de grond. Er werden ook natuurlijke vijanden gevangen zoals sluipvliegen. Het is het bewijs dat grondnesten wezenlijk kunnen bijdragen aan de populatiedruk. Meer inzicht in en onderzoek naar de vorming en aanwezigheid van grondnesten blijft nodig om te weten hoe lang de rupsen in diapauze kunnen gaan en wat dit betekent voor de populatiedruk. Hierbij dient ook meer kennis te komen over het aandeel rupsen dat op deze manier een andere levenscyclus dan gebruikelijk aanneemt; het voorspellen van de plaagdruk in het opvolgende jaar wordt door dit fenomeen bemoeilijkt. Het Kenniscentrum Eikenprocessierups heeft een protocol opgesteld voor herkenning van bomen met grondnesten. De vorming van grondnesten en alles wat daarmee samenhangt blijft punt van aandacht en verder onderzoek, ook in de komende jaren.
Probleem met feromonen biedt onverwachte kans voor monitoring biodiversiteit
Normaal gesproken kunnen naast eikenprocessievlinders verschillende insectensoorten in de feromoonval terecht komen. Het betreft meestal wespen, hoornaars en vliegen en bij slecht weer ook wel eens andere insecten die beschutting zoeken. Echter, de alcoholverbinding die vrij kwam bij de verontreinigde feromonen heeft geleid tot een enorme variëteit aan bijvangsten in 2020, waaronder ook natuurlijke vijanden van de eikenprocessierups. Indirect is daarmee een onvoorziene screening van de insectenrijkdom in de directe omgeving van de feromoonvallen mogelijk. Alle bijvangsten zijn op valniveau geïnventariseerd. Onderstaande tabel laat de natuurlijke vijanden zien in 882 feromoonvallen. In 71 procent van de vallen werden één of meerdere natuurlijke vijanden gevangen. In één feromoonval zijn zelfs zes soorten natuurlijke vijanden vastgesteld. Daarentegen werd in 252 feromoonvallen geen enkele natuurlijke vijand waargenomen.
Feromoonvallen blijven waardevol
Ondanks de problemen met de feromoonproductie dit jaar blijft het een feit dat feromoonvallen waardevolle informatie opleveren die ondersteunend is bij beheerbeslissingen voor het opvolgende jaar. Momenteel wordt er aan gewerkt om het herstelde stabiele feromoon in de praktijk te kunnen testen, zodat volgend jaar de feromoonvalmonitoring weer plaats kan vinden.
Webinar eikenprocessierups
Op dinsdag 3 november 2020 geeft het kennisplatform een webinar over de eikenprocessierups. De online bijeenkomst duurt van 10.00 tot 12.30 en is vrij toegankelijk voor iedereen, via de link Webinar Kennisplatform Processierups.
Het inhoudelijke programma is vooral bedoeld voor gemeenten en de medewerkers die daar betrokken zijn bij de aanpak van de overlast door de eikenprocessierups. Daardoor wordt uitgegaan van enige inhoudelijke voorkennis op het gebied van gezondheid en beheer en bestrijding. Kijk op Processierups.nu welke onderwerpen aan bod komen.
Tekst: Kenniscentrum Eikenprocessierups: Silvia Hellingman, Hellingman Onderzoek en Advies; Henry Kuppen, Terra Nostra; Arnold van Vliet & Hidde Hofhuis, Wageningen University; Henk Jans, Jans Consultancy Gezondheid en Milieu; Joop Spijker, Wageningen Environmental Research
Foto’s en film: Silvia Hellingman; Henry Kuppen