Noordpoolgebied bezaaid met afval uit zee
Wageningen University & ResearchIn totaal zijn op zeven stranden bijna 2000 stuks afval geanalyseerd. Hiervan is een belangrijk deel te herleiden tot de verschillende typen visserij rondom Jan Mayen, Spitsbergen en de Barentszzee. Een ander deel wordt door zeestromingen uit Europa en Siberië of vanuit het smeltende pakijs aangevoerd. Op een aantal stranden was nog ijs of sneeuw aanwezig, waardoor het werkelijke aantal afvalitems hoger zal liggen dan uit de tellingen naar voren komt. Door dit te onderzoeken en de bronnen van het afval te bepalen, kan samen met betrokken sectoren en overheden een strategie worden ontwikkeld om de plastic vervuiling in het poolgebied terug te dringen.
Plastic afval in zee heeft nadelige gevolgen voor het kwetsbare Arctische ecosysteem: dieren raken verstrikt in touwen en netten, eten het plastic op en krijgen hormoonverstorende stoffen binnen. Daarnaast kan het afval op de stranden een negatief economisch effect hebben op het toerisme in dit gebied. Op basis van gesprekken met verschillende partijen op Spitsbergen blijkt dat er ook behoefte is aan nader onderzoek naar de precieze bronnen van afval op de stranden van Spitsbergen en Jan Mayen waar nu nog geen onderzoek gedaan is. De onderzoekers zien goede mogelijkheden om hierin samen te werken met lokale partijen en in het Noordpoolgebied een brongerichte aanpak uit te rollen.
Eelco Leemans (expert Duurzaam gebruik van de zee) en Wouter Jan Strietman (WUR) onderzochten met ondersteuning van Oceanwide Expeditions en de Nederlandse overheid zeven stranden op Jan Mayen en Spitsbergen. Hierbij maakten zij gebruik van een internationaal toegepast monitoringsprotocol, waarbij op 100 meter strand de hoeveelheid en het soort afval wordt geanalyseerd. Tijdens hun reis en daarna delen Strietman en Leemans hun ervaringen in een blog, deze is te lezen op http://weblog.wur.nl/kustzee.
Tekst: Wageningen University & Research
Foto's: Ian Watson, Wikimedia Commons CC BY 3.0 (leadfoto: noordwestkust van Jan Mayen); W.J. Strietman, Wageningen University & Research