Dansmuggen bouwen een feestje bij de Kralingse plas
EIS Kenniscentrum InsectenNederland is een waterland en daardoor de facto ook een muggenland. De meeste soorten en doorgaans ook de hoogste dichtheden vinden we binnen de familie van de dansmuggen (Chironomidae). Dat was vroeger niet anders: prik ergens in Nederland met een steekbuis in een oude rivier- of veenafzetting en de kans is groot dat die vol kaakjes en kopkapsels zit van dansmuglarven. Binnen de ‘paleo-ecologie’ wordt daar dankbaar gebruik van gemaakt. Uit vroeger (ijs)tijden vinden we bijvoorbeeld muggen die nu alleen nog voorkomen op noordelijke toendra’s. Kortom, hoge dichtheden aan dansmuggen zijn van alle tijden en waterrijke plaatsen.
Onfortuinlijke avond?
Volwassen mannelijke dansmuggen zijn herkenbaar aan de grote 'gevederde' antennen waarmee vrouwelijke feromonen kunnen worden opgevangen. Vrouwtjes daarentegen laten zich bekoren door zwermende mannetjes. De meeste dansmuggen zwermen in de avondschemering en afhankelijk van de wind kan er aggregatie en stuwing ontstaan van ‘dansende’ mannetjes op luwe plaatsen, zoals tussen hoge bomen of tegen de kruin van een dijk. Mensen die op een zomeravond wel eens over de Afsluitdijk hebben gereden en daarna een dikke muggenpap van de ruitenwissers moesten wassen, weten waar het over gaat ….
Op de onfortuinlijke avond van 24 maart 2017 stond de wind op de Kralingse plas oost/noordoost, vanuit de plas in de richting van de jachthaven. Daarbij worden veel dansmuggen (net als nachtvlinders en veel andere schemer- en nachtactieve insecten) aangetrokken door licht. Mogelijk heeft de blinkend witgelakte scheepsromp in het schijnsel van een lantaarnpaal als magneet gewerkt op de toch al opgestuwde dansende mannetjes. Uit de foto’s blijkt dat vrijwel alleen mannetjes op de boot geplakt zitten.
Waterstofperoxide
Ongelukkig toeval zou je denken, maar er lijkt meer aan de hand. Bij de laatste visstandmonitoring in de Kralingse plas, uitgevoerd in opdracht door het waterschap Schieland & Krimpenerwaard in september 2016, bleek circa 95% van de vispopulatie verdwenen. Een studie naar de mogelijke oorzaak doet vermoeden dat het ingestorte visbestand indirect het gevolg is van de bestrijding van blauwalgen in de zomer van 2016. De Kralingse plas kampt al jaren met blauwalgen, maar in 2016 is voor het eerst een nieuwe methode aangewend om het fenomeen te bestrijden: waterstofperoxide (in verdunde vorm beter bekend als ‘mondwater’).
Hoewel het nadrukkelijk de bedoeling is geweest om alleen blauwalgen te bestrijden door peroxide in een lage concentratie toe te dienen aan het wateroppervlak, blijkt uit metingen dat het effect niet tot blauwalg beperkt is gebleven. Ook het aanwezige zoöplankton is ingestort na de behandeling. Het is niet waarschijnlijk dat de vissen direct door de peroxide getroffen zijn, maar wel lijken de 'planktivore' vissen (vissen die van zoöplankton leven) in één klap van hun voornaamste voedselbron beroofd. Geen wonder dat de visetende vissen (zoals snoek) daarna ook niets meer te eten hadden.
Maar hoe zit het met de ‘benthivore vis’? Oftewel de vissen die van bodemdieren leven zoals aal, brasem en karper? Ook deze soorten zijn ingestort! Zou de peroxidebehandeling nog verder in de voedselketen doorgedrongen zijn? Daarvan zijn geen metingen, maar uit gegevens van Bureau Stadnatuur Rotterdam is bekend dat op de bodem van de Kralingse plas vooral veel waterslakken en kleine kreeftachtigen leven zoals aasgarnalen, rivierkreeften en vlokreeften. Met name de laatste dieren zijn geduchte dansmugvreters én gevoelig voor peroxide. Zou dat verklaren waarom ook de bodemvissen misschien in problemen zijn gekomen en waarom er zonder vissen én kreeftachtigen opeens een paradijs ontstond voor het delicate dansmugje Polypedilum nubeculosum?
We zullen het nooit weten. Hoe dan ook lijkt het toedienen van ‘een beetje peroxide’ meer geweest dan alleen blauwalgbestrijding met ondoorzichtige gevolgen op de hele voedselketen. In dat licht bezien was de zogenaamde ‘dansmuggenplaag’ misschien toch iets meer dan alleen ongelukkig toeval ….
Polypedilum nubeculosum staat bekend als algemene bewoner van voedselrijke slibbodems. Dit komt overeen met de dominante bodemstructuur van de Kralingse plas, onlangs lokale afzandingen en strandjes. De soort steekt niet en brengt geen ziektes over. Afgezien van het ruïneren van scheepsrompen, zijn deze mannetjes eigenlijk nergens toe in staat.
Of toch niet waterstofperoxide?
Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam zijn er niet van overtuigd dat de visstandsdaling door waterstofperoxide veroorzaakt werd. Ondanks intensieve observaties zijn er in de zomer van 2016 namelijk geen dode vissen gevonden. Bovendien zou voedselgebrek (lage zoöplanktonaantallen) vooral negatieve consequenties hebben voor de groei van jonge kleine vis en planktivore grote vissen. Deze effecten zijn echter niet waargenomen. De visstandsgegevens laten zien dat het relatieve aandeel jonge kleine vissen én het aandeel planktivore vissen niet is gedaald ten opzichte van andere visgroepen; ook de piscivore en benthivore vissen zijn verdwenen. Een factor die àlle vissen zou hebben getroffen, zoals bijvoorbeeld zuurstoftekort in de herfst of winter, lijkt dus meer voor de hand te liggen.
Tekst: Bram Koese, EIS Kenniscentrum Insecten
Foto's: Jan de Kreek, Kralingse Plassen Overleg (leadfoto: mannetjes van de dansmug Polypedilum nubeculosum)