Groen en geel voor de ogen: herkenning van ‘gele kwikken’
Vogelbescherming NederlandIn deze tijd van het jaar bezetten gele kwikstaarten hun territoria in het boerenland, vooral akkerland. Maar ze trekken ook volop door. Naast de gele kwikstaart komen ook Engelse en noordse kwikstaart regelmatig voor als doortrekker. Een bont gezelschap.
Soort of ondersoort, dat is bij gele kwikken altijd de vraag. De verschillende populaties worden veelal als ondersoorten gezien, maar in ons land beschouwen we ze als aparte soorten. Welke taxonomische positie je ook verdedigt, gele kwikstaarten fleuren een voorjaarsdag op. Het is niet altijd gemakkelijk om ze van elkaar te onderscheiden. Tijd dus om een aantal verschillen op een rij te zetten. De mannetjes zijn doorgaans het gemakkelijkst te herkennen, vooral door op de kop te letten.
Gele kwikstaart
Dit is verreweg de meest algemene van de verschillende gelige kwikken, en vooral een broedvogel van akker- en weidegebieden. Tijdens de voorjaarstrek komen de eerste gele kwikstaarten vanaf eind maart binnen, maar de hoofdmoot wordt in de tweede helft van april waargenomen. Voor alle gele kwikstaart-soorten geldt overigens dat ze tijdens de trek vaak op natte, korte, graslanden lopen om te foerageren, regelmatig in de buurt van water en vaak in de buurt van vee.
De gele kwikstaart heeft gele onderdelen, een groene rug en een effen lichtgrijze kop met witte wenkbrauwstreep en snorstreep (en vaak een witte kin).
Engelse kwikstaart
Zoals de naam al aangeeft, komt de Engelse kwikstaart vooral in Groot-Brittannië voor, met kleine populaties langs de vastelandskust van Het Kanaal en de Noordzee. In Nederland is het een zeldzame broedvogel, vooral in de bollenstreek. Als doortrekker volgen ze het patroon van de gele kwikstaart, dus zijn ze vooral in de laatste helft van april waar te nemen. Maar ga vooral kijken in de kuststrook, daar bevinden ze zich in kleine aantallen. In het binnenland zijn ze nog schaarser.
In vergelijking met de overige soorten hebben Engelse kwikstaarten een geelgroene kop. Vooral bij de mannetjes kan de kop uitgesproken geel zijn, maar vaak is het groenig met een gele wenkbrauw en snor (zonder wit). Ook is de rug meestal meer geelgroen.
Noordse kwikstaart
Het broedgebied van de noordse kwikstaart strekt zich uit van noordelijk Scandinavië tot in Siberië. In ons land is het een doortrekker in klein aantal, vooral in de eerste helft van mei (en daarmee pieken ze doorgaans later dan de gele kwikstaart en de Engelse kwikstaart). Bij oostenwind kunnen soms grote aantallen worden gezien. Ook noordse kwikken doen daarbij veelal de kust aan, maar ook in het binnenland, met name langs de grote rivieren, zijn ze dan aan te treffen.
In een gemengde groep gelige kwikstaarten valt een mannetje noordse vaak meteen op. De kop is namelijk donkergrijs, met vaak een donkerder (tot zwarte) oorstreek en/of ‘gezicht’, en een witte snorstreep. Het komt daarnaast regelmatig voor dat ze groenige vlekken op de zijborst hebben, die een borstbandje kunnen vormen.
De vrouwtjes
De herkenning van vrouwtjes ‘gele kwik’ is een stuk lastiger. Meestal lijken vrouwtjes een vale versie van hun mannelijke soortgenoten. Alleen de vogels met een wat uitgesproken koppatroon laten zich soms makkelijker naam te brengen. Let daarbij goed op de kleur van de kop (licht of donker, of geelachtig) en de kleur van de wenkbrauwstreep.
Zeldzaam geel
Naast Engelse, noordse en gele kwikstaart zou je in Nederland kunnen stuiten op een zeer zeldzame dwaalgast: witkeelkwikstaart of Balkankwikstaart. De witkeelkwikstaart is in Nederland nog maar vier à vijf keer waargenomen en is (vooral) afkomstig uit Spanje en Italië. De Balkankwikstaart (van Zuidoost-Europa tot in Centraal-Azië) is zo mogelijk nog zeldzamer met maar één erkende waarneming in Nederland.
Lees hier meer over deze dwaalgasten.
Tekst: Gert Ottens, Vogelbescherming Nederland
Foto’s: Jankees Schwiebbe, BirdPhoto; Alex Bos