Grote rivieren kenmerken zich door stromend water en een sterke golfslag. Voor veel waterplanten is het een vijandige woonplaats die speciale aanpassingen vergt om er te kunnen overleven. Zo zijn een stevige verankering en een langgerekte groeiwijze belangrijke randvoorwaarden om als waterplant niet te worden meegesleurd met het water. Rivierfonteinkruid (Potamogeton nodosus) en Vallisneria (Vallisneria spiralis) zijn als geen ander aangepast aan het leven in stromend water. Toch groeien ook zij bij voorkeur de in ondiepe, minder dynamische delen langs de oever of in de beschutting van kribben.
Een kijkje onder water in het Haringvliet (Bron: Arthur de Bruin en Sanne Ploegaert)
Late herkenning en gestage opmars van Rivierfonteinkruid
Rivierfonteinkruid groeit in Nederland aan de noordgrens van zijn verspreidingsgebied en is pas in 1944 voor het eerst herkend. Daarvoor was het waarschijnlijk ook al op beperkte schaal aanwezig, maar doordat er in de grote rivieren nauwelijks naar waterplanten werd gekeken en er bovendien verwarring was over de juiste naam, duurde het tot 1944 voordat duidelijk was dat we te maken hadden met Rivierfonteinkruid. Het is een zeldzame waterplant die lange tijd slechts bekend was van een handvol groeiplaatsen. Na 1990 volgen meer waarnemingen en wordt duidelijk dat Rivierfonteinkruid bezig is met een opmars in Nederland. Met name in het stroomgebied van de Maas, en daarmee in verbinding staande wateren, breidt Rivierfonteinkruid zich gestaag uit. De eerste gedocumenteerde waarneming uit de Biesbosch stamt uit 1983. Hier breidt ze zich sindsdien langzaam uit in westelijke richting, via de Nieuwe Merwede en Amer naar het Hollands Diep.
De nu ontdekte groeiplaats in het Haringvliet ligt circa 10 kilometer westelijk van Moerdijk, de tot vorig jaar meest westelijke waarneming in het Haringvliet-Hollands Diep. Vorig jaar was Rivierfonteinkruid al waargenomen in het heringerichte deel van Tiengemeten. In het Haringvliet vormen de planten alleen lang gesteelde onderwaterbladen. Ze zijn dus vanaf de oever niet herkenbaar aan de kenmerkende drijfbladen die waaiervormig op het water liggen. Goed mogelijk dus dat ze ook tussen de Biesbosch en het Haringvliet gelegen deel van het Hollands Diep als “onderduiker” voorkomt.
Vallisneria: van aquariumplant tot rivierbewoner
Vallisneria is oorspronkelijk inheems in Zuid Europa, Noord Afrika en delen van Azië. Het is een populaire aquariumplant die door de handel in aquariumplanten ver buiten het oorspronkelijke verspreidingsgebied is verspreid. De eerste gedocumenteerde waarnemingen in Nederland dateren uit het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw toen er in de omgeving van Maastricht enkele groeiplaatsen in de Maas werden ontdekt. Mogelijk had de soort zich hier gevestigd vanuit groeiplaatsen in de Maas in België. Na de strenge winter van 1963 zijn er geen waarnemingen uit Nederland meer bekend totdat in 2001 een groeiplaats werd ontdekt in de Merwede.
In de jaren daarop zijn in de Merwede en in de Biesbosch talrijke nieuwe groeiplaatsen ontdekt. Vallisneria vormt geen drijfbladen. De meeste groeiplaatsen zijn dan ook vanaf de oever niet zichtbaar. De nu geconstateerde opmars in westelijke richting tot bij Tiengemeten in het Haringvliet is opmerkelijk. De aanwezigheid van de soort in het tussen de Biesbosch en het Haringvliet gelegen deel van het Hollands Diep wordt hiermee waarschijnlijk. Vallisneria verspreid zich mogelijk doordat op de wortels fouragerende watervogels planten loswoelen en de ontwortelde fragmenten zich in rustiger water stroomafwaarts weer vestigen. In 2011 zijn er al wel eens aangespoelde planten aangetroffen op de oever van het Hollands Diep ten westen van het Moerdijkgebied. Tot nu toe zijn in Nederland alleen vrouwelijke planten waargenomen, maar vruchten zijn hier, voor zover bekend, nog nooit aangetroffen.
Opmars door opwarming oppervlaktewater
Zowel Rivierfonteinkruid als Vallisneria zijn zuidelijk soorten. De recente opmars van beide soorten houdt daarom naar alle waarschijnlijkheid verband met de stijging van de temperatuur van het rivierwater ten gevolge van klimaatverandering en koelwaterlozingen. In de afgelopen honderd jaar is de gemiddelde watertemperatuur van de grote rivieren met bijna drie graden toegenomen, van gemiddeld 11 naar 14 graden. Ook het aantal dagen dat de watertemperatuur boven de 20 graden uitkomt is sterk toegenomen, van ongeveer 20 naar ruim 80 nu (zie Compendium voor de Leefomgeving, Temperatuur oppervlaktewater, 1910 - 2013).
Eindpunt bereikt?
Bij de invoering van het Kierbesluit in 2018 gaan de Haringvlietsluizen op een kier. Dat is belangrijk voor de vismigratie. Het openzetten van de sluizen zorgt er echter ook voor dat zout water binnen kan stromen, waardoor het westelijk deel van het Haringvliet zouter wordt. De opmars in westelijke richting van de aan zoet water gebonden Rivierfonteinkruid en Vallisneria wordt daarmee waarschijnlijk gestopt, alhoewel Vallisneria nog wel in licht brak water kan groeien. Maar elders langs de grote rivieren liggen nog voldoende kansen: go with the flow!
Tekst: Edwin Dijkhuis, Ruud Beringen & Petra van der Wiel, allen FLORON; Sanne Ploegaert, Arthur de Bruin, beiden RAVON
Foto's: Arthur de Bruin; Egbert de Boer; Joop Verburg; Sanne Ploegaert