Tranende franjehoed

Tranende franjehoed in de lift

Nederlandse Mycologische Vereniging
8-JUN-2016 - Begin juni komen de eerste Tranende franjehoeden tevoorschijn. Tranende franjehoeden vind je veelvuldig langs wegen en paden van bossen, parken, kerkhoven en in tuinen. Tijdens een ommetje in de eigen woonomgeving maak je kans deze eigenaardige paddenstoel, die meestal in groepen verschijnt, tegen te komen.

Tranende franjehoeden

De Tranende franjehoed (Lacrymaria lacrymabunda) heeft een roest- tot reebruine viltige hoed van 3 tot 10 centimeter breedte. De hoed is gewelfd tot uitgespreid, maar dan met een bult in het midden. De hoedrand is meestal rijk behangen met franje (velumresten) die eerst wit is, maar later donker wordt door de bruinzwarte sporen. De witachtige fijnvezelige steel is op het onderste deel vaak iets okerbruin. Hoog bovenaan de steel bevindt zich een witte vezelige ringzone die voor een deel bruinzwart wordt door de sporen. Boven de ringzone is de steel wit. De dicht op elkaar staande lamellen zijn bij volgroeide exemplaren donker gevlekt of gemarmerd. Onder vochtige omstandigheden hangen er (vooral bij de jongere exemplaren) vele heldere druppels aan de lamelrand.

Behalve de Tranende franjehoed komen er in Nederland nog twee Lacrymaria's voor die een stuk zeldzamer zijn. Dit zijn de zeer zeldzame Kleine traanfranjehoed (Lacrymaria glareosa), een kleinere soort met duidelijke microscopische verschillen ten opzichte van de Tranende franjehoed en de eveneens zeer zeldzame Vurige franjehoed (Lacrymaria pyrotricha) die op de Rode Lijst als ernstig bedreigd. Deze is net zo groot als de Tranende franjehoed, maar met een opvallende helder oranje hoed en steel. Deze soort verschilt microscopisch weinig van de Tranende franjehoed.

Tranende lamellen

Treurnis

De Tranende franjehoed is de enige paddenstoel in Nederland met het woord "tranende" als toevoeging in de Nederlandse naam, terwijl er veel meer paddenstoelensoorten zijn die deze "tranende" eigenschap bezitten. Het tranen onder vochtige omstandigheden is daarom geen unieke eigenschap waaraan je de Tranende franjehoed altijd zou kunnen herkennen. Zijn wetenschappelijke en melodieuze naam Lacrymaria lacrymabunda verwijst, vrij vertaald, eveneens naar deze tranende eigenschap. In Engeland wordt de Tranende franjehoed "Weeping widow" (huilende weduwe) genoemd. Deze treurige naam refereert naar de tranen op de donkere lamellen tijdens regenachtig weer en naar het feit dat ze veel op kerkhoven wordt gevonden. Wetenschappelijk is over de Tranende franjehoed in het verleden altijd een soort van discussie geweest. De ene wetenschappelijke opvatting na de andere was het gevolg. Door zijn citroenvormige en grof wrattige sporen wijkt de soort sterk af van de gladsporige franjehoeden (Psathyrella). Tegenwoordig wordt Lacrymaria beschouwd als een subgenus van de franjehoeden (Psathyrella). Sinds kort worden ook vele inktzwammen (Coprinopsis, Coprinellus) tot de franjehoeden gerekend.

Franje van de Tranende franjehoed

Voorkomen

De Tranende franjehoed is in Nederland zeer algemeen. Hij ontbreekt op het verspreidingskaartje voornamelijk op plaatsen waar maar weinig naar paddenstoelen is gekeken. De Tranende franjehoed komt op verschillende bodemtypen voor, maar op zandgronden duidelijk minder dan op de voedselrijkere klei- en laagveenbodems. Deze soort is vaak te vinden op plaatsen waar de grond werd beroerd. Zijn voorkeur voor voedselrijke en humusrijke plaatsen in de directe woonomgeving doen denken aan een cultuurvolger. De verstedelijking van Nederland en de hiermee gepaard gaande aanleg van parken spelen hem in de kaart.
Wereldwijd komt de Tranende franjehoed in Europa en Noord-Amerika voor.

Tranende franjehoed

Tekst en foto's: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging