Ploegende Schepjes voor het eerst in Nederlandse kustwateren
Stichting ANEMOONSchepjes (Philine quadripartita) zijn witte, ongeveer 4 centimeter lange slakken die aan de bovenkant uit vier verschillende partjes lijken te bestaan: vóór een kopschild, achter de mantel en aan de zijkanten een lob van de voet. Hoewel er geen schelp op de rug valt te ontdekken, zijn het toch geen echte naaktslakken: hun dunne schelp zit namelijk onder de mantel verborgen.
Verse schelpen van het Schepje spoelden in het verleden al geregeld aan op het strand. Dit is ook te lezen in de atlas 'Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied', die in 2013 verscheen. Daarom nam men al aan dat de soort in onze kustwateren voorkwam, maar nu zien duikers ze dus ook levend. De dieren blijken zich hier zelfs voort te planten, want in de buurt zijn ook de karakteristieke eipakketten gevonden. Het zijn geleiachtige blaasjes die met een steeltje uit de bodem komen en snoeren met duizenden eieren bevatten.
Schepjes danken hun naam aan de vorm van de schelp, maar de dieren zelf doen eerder denken aan een ploegje: ze kruipen door het slib op zoek naar hun dierlijke prooien. Omdat ze daarbij veel slijm produceren laten ze vaak een mooi spoor na. In rust kruipen ze onder het slib en verraadt alleen een heuveltje waar ze zitten.
Het Schepje komt voor in de Middellandse Zee en vanaf Kaapverdië tot Noorwegen. De dieren leven vooral ten zuiden van Nederland. Dat ze nu zo massaal in de Oosterschelde zijn aangetroffen en zich daar ook voortplanten is wellicht het gevolg van het relatief warme zeewater tijdens de afgelopen winter. Gezien het massale voorkomen is het wel aannemelijk dat de soort hier vorig jaar ook al aanwezig was.
Deze bijzondere slakjes werden door de auteurs van dit bericht voor het eerst gezien op 22 april 2016 op de slibhelling van de duiklocatie Zoetersbout in het Zijpe bij Bruinisse. Ze werden daar aangetroffen tussen 10 en 25 meter diepte, maar waarschijnlijk komen ze nog dieper voor. De grootste dichtheid, zo'n 10 exemplaren per vierkante meter, lag op een diepte van 18 meter.
In het Zijpe bezinkt veel slib. Gezien de ecologie van het Schepje en omdat er bij de Zoetersbout veel gedoken wordt, is het niet verwonderlijk dat de soort hier voor het eerst is aangetroffen. Maar op andere locaties achterin de Oosterschelde kan ook veel slib liggen. Het is dan ook mogelijk dat de soort inmiddels al een ruimere verspreiding kent.
Duikers zijn weinig geneigd om op slibrijke bodems te duiken. Toch kan dit bijzondere waarnemingen opleveren. Daarom hier de vraag aan een ieder die te water gaat naar het Schepje uit te kijken en waarnemingen door te geven aan Stichting ANEMOON of via Telmee.nl (waar de soort nu nog wordt genoemd onder de oude wetenschappelijke naam Philine aperta). Want het is natuurlijk de vraag of de soort ook werkelijk op andere plaatsen voorkomt én of het een blijvertje zal blijken te zijn.
Tekst: Floris Bennema en Godfried van Moorsel, Biologische Werkgroep van de NOB en Stichting ANEMOON
Foto's: Godfried van Moorsel (leadfoto: het Schepje op het slib bij de Zoetersbout. De kop zit links en de ongeveer 4 centimeter lange slak begint zich net in te graven); Floris Bennema
Met dank aan Brendan Oonk en Anne Lamers voor hulp bij de determinatie