Solitaire kelkdiertjes in Nederland ontdekt
Stichting ANEMOONKelkdiertjes zijn er in twee verschillende verschijningsvormen: kolonievormende en solitaire soorten. Bij de kolonievormende soorten zijn de individuen door middel van een kruipsteel of vertakte steeltjes met elkaar verbonden. Van deze groep is al van acht soorten bekend dat ze in onze kustwateren voorkomen. De solitaire soorten leven als individuele dieren. Van deze groep waren tot voor kort nog geen Nederlandse soorten bekend. Daar is nu dus verandering in gekomen. Biologen hebben in de periode 2006-2015 bij biodiversiteitsonderzoek voor Rijkswaterstaat in de Noordzee maar liefst vier soorten solitaire kelkdiertjes gevonden en hierover in februari 2016 in Het Zeepaard, tijdschrift van de Strandwerkgemeenschap, gepubliceerd.
Het is geen sinecure om onderzoek te doen naar deze zeediertjes. Kelkdiertjes zijn niet groter dan een paar millimeter en meestal veel kleiner dan dat. De diertjes leven vaak vastgehecht op wormen, maar ook op andere zeedieren. We noemen ze daarom ook wel epibionten: dieren die vastgehecht op andere organismen leven. Het zijn niet meer dan kleine steeltjes met daarbovenop een bolvormig lichaam met een tentakelkrans. Met die tentakels vangen ze microscopisch klein voedsel uit het langsstromende zeewater. Hierdoor lijken ze een beetje op neteldieren zoals zeeanemoontjes of hydropoliepen. Ze hebben echter geen netelcellen en behoren tot een aparte stam in het dierenrijk: de Entoprocta. Hiervan zijn wereldwijd circa 170 soorten wetenschappelijk beschreven.
Alle vier de nieuwe Nederlandse soorten zijn aangetroffen op wormen die bij biodiversiteitsonderzoek met bodemmonsters van de Noordzee zijn verzameld. De nieuwe soorten, nu nog zonder Nederlandse namen, zijn:
Loxosomella compressa: deze soort van slecht 0,5 tot 0,7 millimeter groot is in een bodemmonster van de Oestergronden aangetroffen op de borstels van de schubworm Gattyana cirrhosa. Het is een noordelijke soort die vooral bekend is van de wateren rondom het Noordpoolgebied, maar die ook bekend is van Antarctica.
Loxosomella harmeri: de soort kan iets groter worden, tot 1 millimeter en is in vier Noordzeebodemmonsters op dezelfde gastheer, de schubworm Gattyana cirrhosa, aangetroffen. Het verspreidingsgebied van deze soort loopt van de westelijke Noordzee tot in het Kattegat en de Witte Zee.
Loxosomella varians: dit kelkdiertje is tweemaal aangetroffen op de zandzager Nephtys hombergii in bodemmonsters van de Oestergronden en het Friese Front. Het diertje wordt meestal niet langer dan 0,5 millimeter. De soort is bekend van Scandinavische wateren, IJsland en de Noordoostkust van de Verenigde Staten, maar ook van het Zuidpoolgebied.
Loxosomella phascolosomata: zie foto bovenin dit bericht. De relatief “grote” soort kan tot 2,5 millimeter lang worden en is op vier verschillende locaties op de Oestergronden en het Friese Front aangetroffen. De dieren zaten alle op pindawormen van de soort Golfingia vulgaris. Het verspreidingsgebied is van westelijk Noorwegen tot in het Kanaal.
Met de vondst van deze vier nieuwe soorten is wederom gebleken dat er in de levensgemeenschappen van kleine zeediertjes nog een hele wereld met een eigen biodiversiteit is te ontdekken. Voor veel biologen heeft de uitdrukking “….op de kleintjes letten….” een waardevolle dubbele betekenis.
Tekst: Peter H van Bragt, Stichting ANEMOON
Foto's: Marco Faasse (leadfoto: solitair kelkdiertje Loxosomella phascolosomata); David Tempelman
Met dank aan de betrokken onderzoekers en auteurs van de publicatie die ook de bovenstaande foto’s beschikbaar hebben gesteld: Marco Faasse, Ton van Haaren, Godfried van Moorsel en David Tempelman