Het koolwitje bestaat niet
De VlinderstichtingHet klein koolwitje is de meest wijd verbreide van de drie. Het is een echte opportunist, die overal voorkomt waar de planten staan die door de rupsen worden gegeten en dat zijn alle soorten kruisbloemigen. In landbouwgebieden en in de stad is dit het meest talrijke witje. Alleen in de echte natuurgebieden en bossen kom je hem iets minder tegen. Het klein geaderd witje is juist wat meer aanwezig in ‘natuurlijk’ gebieden, zoals vochtige graslanden en bossen. Maar deze komt ook wel voor in steden en landbouwgebieden. Het derde algemene witje is het groot koolwitje. Deze kennen de mensen vooral uit de moestuin. De rupsen van groot koolwitjes kunnen namelijk onze zorgvuldig opgekweekte kool helemaal verorberen. De rupsen zitten in groepen bijeen, soms wel met 30 of 40 bij elkaar, en als ze volgroeid zijn kunnen ze aardig huishouden in de moestuin. Ook het klein koolwitje zet wel eens eitjes af op gekweekte kool, maar nooit in grote groepen. Toch kan ook deze wel lastig zijn voor een moestuinder, want die ene rups vreet zich een weg naar het binnenste van de kool. Dat zie je dus pas als je de kool in de keuken aan het bereiden bent. Klein geaderd witjesrupsen kom je veel minder op de gekweekte kool tegen. Alle drie de soorten overwinteren als pop en hebben twee tot drie generaties per jaar. Dat betekent dat je ze vanaf maart tot ver in oktober te zien kunt krijgen.
De herkenning van de witjes is niet zo moeilijk als je weet waar je op moet letten, bij voorkeur als de vlinders zitten. Een in de verte langs vliegend koolwitje is vaak niet met zekerheid op naam te brengen. Een belangrijk kenmerk bevindt zich op de onderzijde, dus goed te zien als de vlinder dicht zit. Alle drie de soorten hebben grijze schubjes op de onderkant, maar bij het klein geaderd witje zijn die geconcentreerd langs de aders, waardoor je die zeer duidelijk ziet. Zeker nu, in het voorjaar, is dat zeer opvallend, want nu hebben de vlinders veel meer grijze schubjes dan de zomergeneratie. Een ander kenmerk om de drie soorten uit elkaar te houden zie je als ze de vleugels open hebben: de vleugelpunt. Bij het groot koolwitje is die zwarte vleugelpunt erg groot en opvallend en loopt helemaal rond. Bij het klein koolwitje is de donkere punt veel kleiner en recht afgesneden, terwijl bij het klein geaderd witje die punt ook klein is, maar veel rommeliger eindigt en niet netjes recht is afgesneden.
Om deze en andere kenmerken nog eens terug te kijken kunt u een zoekkaart downloaden (pdf; 4,5 MB) waarop de verschillen zijn aangegeven. Deze herkenningskaart is mede mogelijk gemaakt door Bij12.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting (leadfoto: klein geaderd witje)