Nieuw Beerdiertje ontdekt op de Nederlandse stranden
Stichting ANEMOONBeerdiertjes zijn slechts een fractie van een millimeter groot. Opvallend is dat de soort al op heel veel plaatsen van het Noordzeestrand inclusief de twee westelijke Waddeneilanden algemeen voorkomend is aangetroffen. Juist in de leefomgeving van deze hele kleine diertjes is nog een wereld te ontdekken.
Nadat Frans Roza op het dak van zijn huis tussen korstmossen honderden landgebonden Beerdiertjes had ontdekt is hij zich in deze diergroep gaan verdiepen. Op zoek naar Beerdiertjes op de Nederlandse stranden heeft hij recent een voor Nederland nieuwe mariene soort ontdekt: Batillipes phreaticus (Renaud-Debyser, 1959). Dit diertje heeft nog geen Nederlandse naam gekregen.
Beerdiertjes zijn een aparte stam van het dierenrijk (Fylum) en behoren tot de zogenaamde interstitiële fauna, dat wil zeggen dat ze in de holtes tussen zandkorrels leven. De mariene Beerdiertjes leven daar vooral in de buurt van de laagwaterlijn, in het intergetijdengebied. Ze zijn niet groter dan ongeveer 0,1 tot 0,2 millimeter en worden verzameld door simpelweg zandmonsters mee naar huis te nemen en die onder een microscoop uit te pluizen bij een vergroting van circa 25x. Om de anatomische details te kunnen bekijken, wat nodig is voor een betrouwbare determinatie, is zelfs een microscoop met een vergroting van 400x tot 600x nodig.
Van het geslacht Batillipes zijn momenteel 27 soorten beschreven. Door de grote variatie per soort zijn ze lastig te determineren. Volwassen Batillipes-soorten zijn te herkennen aan zes hechtschijfjes op de uiteinden van de acht poten. Bij juveniele exemplaren zijn dit slechts vier hechtschijfjes per poot. Batillipes phreaticus is te herkennen aan de robuuste stekel op het achterlichaam. Naast deze relatief grote stekel zitten nog twee paar kleine zijstekeltjes. De jonge dieren hebben nog geen zijstekeltjes. Aan de zijkanten van de kop zitten de zogenaamde clava’s: het zijn kleine knuppelachtige organen met een lengte van ongeveer 0,01 millimeter. De clava’s van deze soort buigen iets naar buiten toe. Vlak bij de achterpoten zitten bij volwassen dieren aan de zijkanten ook puntige uitsteeksels.
Batillipes phreaticus werd in 1959 voor het eerst beschreven met diertjes die op het Franse strand bij Arcachon waren verzameld. Ze zijn ook bekend van Engelse, Spaanse, Duitse en Italiaanse stranden. Ze worden vlak boven tot net onder de laagwaterlijn aangetroffen. Op de Nederlandse kust is Batillipes phreaticus op diverse plaatsen als meest voorkomend Beerdiertje met een maximale dichtheid van 50 tot 60 dieren per 50 milliliter zand van de bovenste 5 centimeter van het strand aangetroffen. De soort is duidelijk geen liefhebber van de koude wintermaanden want in de periode januari tot begin april zijn deze mariene Beerdiertjes niet aangetroffen.
De andere drie soorten Beerdiertjes van onze stranden zijn: Echiniscoides sigismundi, Batillipes mirus en Batillipes tubernatis. De volgende keer dat u bij laagwater met blote voeten op de Nederlandse stranden loopt moet u dat wellicht maar heel voorzichtig doen. Want er kunnen heel veel Beerdiertjes in het zand onder uw voeten verstopt zitten.
Tekst : Peter H van Bragt; Stichting ANEMOON
Tekeningen, foto en verspreidingskaart: Frans Roza (leadfoto: Microscopiefoto van het nieuwe Nederlandse Beerdiertje Batillipes phreaticus, Katwijk aan Zee, april 2014)
Referentie: Roza, F., 2014. Het marine Beerdiertje Batillipes phreaticus (Renaud-Debyser, 1959) in Nederland. Het Zeepaard 74(5): 164-169.