Afname smient door lager broedsucces
Sovon Vogelonderzoek NederlandHet aantal smienten in Nederland loopt vooral sinds 2002/2003 opvallend terug en is momenteel op het niveau van 1985-1990. Zo blijkt uit de resultaten van de maandelijkse watervogeltellingen die Sovon en CBS organiseren in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring. Deze afname is in vrijwel alle Nederlandse provincies zichtbaar. Hij contrasteert met de algemene toename van veel andere grasetende watervogels, die voor een aantal ganzen tot op de dag van vandaag aanhoudt. In de afgelopen decennia profiteerden graseters van de intensivering van het boerenland en dan vooral van de hoge kwaliteit grasland dat in de winter als voedsel beschikbaar blijft.
Zorgt klimaatverandering voor veranderingen in het winterareaal?
De afname van smienten bij ons staat niet op zichzelf. In heel Noordwest-Europa stabiliseerde het aantal rond 1995 en nam het de laatste tien jaar af. Aan de zuid- en westgrens van het winterareaal (bijvoorbeeld Spanje en Ierland) ging de stand zelfs nog sterker terug. Daarentegen werden in recente jaren in het noorden, onder andere in Zweden en Denemarken, steeds grotere aantallen gesignaleerd: een effect van de gemiddeld warmere winters. Voor verschillende vogelsoorten zoals de grote zaagbek en het nonnetje heeft klimaatverandering aantoonbaar voor een verandering van het zwaartepunt van de winterverspreiding gezorgd. Dichter bij de broedgebieden overwinteren werd niet langer afgestraft door een vorstperiode, en grotere wateren bleven ijsvrij en beschikbaar om te overwinteren. Bij de smient verschoof het zwaartepunt van de winterverspreiding nauwelijks. Het zwaartepunt ligt nog steeds in het westen van Nederland.
Slechte broedresultaten belangrijke drijfveer achter afname
In een recent artikel van Tony Fox en anderen in het Finse blad Ornis Fennica wordt aannemelijk gemaakt dat een afgenomen broedsucces de belangrijkste factor is die de huidige afname van smienten verklaart. De auteurs gebruikten daarvoor niet alleen informatie uit de broedgebieden, maar ook leeftijdsgegevens van vleugels van in Denemarken geschoten dieren. Deze worden daar door jagers verzameld en maken het mogelijk inzicht te krijgen in de populatieopbouw van de aanwezige smienten. De jaarlijkse aantalsveranderingen blijken heel goed te passen in veranderingen in broedsucces. In de periode 2002-2010 was het aantal jongen in de meeste jaren relatief laag, en bleven duidelijke piekjaren uit. Deels werd de tendens naar slechte broedjaren verklaard door natte en koude weersomstandigheden in de broedgebieden; de auteurs sluiten echter (een combinatie van) andere oorzaken niet uit. Bovendien ontbreekt een belangrijke tweede demografische factor in hun analyse: de jaarlijkse overleving. Die wordt mede bepaald door de mate van afschot, waarover in veel landen (inclusief Nederland) maar mondjesmaat gegevens makkelijk toegankelijk zijn voor verdere analyse.
Nederlandse watervogeltellingen in internationaal perspectief
De analyse van de internationale midwintertellingen laat nog weer eens zien hoe lastig het is op basis van enkel landelijke tellingen goed inzicht te krijgen in wat er gaande is. Pas met de resulaten van tellingen op de hele trekroute wordt het beeld compleet. Heb je ook nog inzicht in broedsucces (en liefst ook overleving), dan wordt het mogelijk de aantalsveranderingen te verklaren, zoals nu gepresenteerd voor de smient.
Over drie weken vindt in Nederland de 50ste editie plaats van de midwintertelling. Meedoen? Kijk op de projectpagina.
Meer over smienten: www.sovon.nl/nl/soort/1790 voor landelijke aantallen en verspreiding, www.sovon.nl/nl/provincies voor gegevens per provincie. Al deze gegevens zijn zojuist geactualiseerd met de nieuwste feiten.
Tekst: Kees Koffijberg, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto: Albert de Jong, Sovon Vogelonderzoek Nederland