Akkervogelbescherming meer richten op gewasaanbod
Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum AkkervogelsBericht uitgegeven door Werkgroep Grauwe Kiekendief [land] op [publicatiedatum]
Bij de ontwikkeling van kansrijke concepten voor natuurbeheer in modern agrarisch gebied, heeft voor Werkgroep Grauwe Kiekendief het vergaren van pragmatische kennis altijd een rol gespeeld in haar zoektocht naar een goede balans tussen ecologische winst en de agrarische praktijk. Dat er in Groningen drie soorten kiekendieven en velduilen in akkerland broeden is geen vanzelfsprekendheid, zeker gelet op het intensieve karakter van de landbouw. Dat de vrije val waarin de veldleeuwerik zich bevond gemiddeld genomen tot staan is gebracht, geeft enige hoop. Steeds duidelijker blijkt hoe bepalend het gewasaanbod is binnen de jaarcyclus van akkervogels.
In 1989 werd in provincie Groningen begonnen met het jaarlijks in kaart brengen van akkervogels in de grootschalige landbouwgebieden van de veenkoloniën, het Oldambt en het Hoogeland. Drie onderscheidende akkerregio’s, bedeeld met een voor Nederlandse begrippen relatief rijke vogelbevolking. Inmiddels is de platte monitoring uit de beginperiode van het pionierende veldwerk in Nederland geëvolueerd naar toegepast onderzoek, waarin Werkgroep Grauwe Kiekendief probeert te doorgronden welke mechanismen de basis vormen om soorten als patrijs, grauwe kiekendief (en sinds 2010 ook blauwe kiekendief), veldleeuwerik en bijvoorbeeld geelgors in stand te houden. Voor de meeste van deze soorten is het aandeel van Groningen in de nationale populatie groter dan op grond van het aandeel akkerbouw in Nederland kan worden verwacht.
Meerjarige braak, (brede!) faunaranden, wintervoedselveldjes en sinds kort ook 'Vogelakkers’ hebben bijgedragen aan het idee dat er perspectief kan worden geboden voor akkervogels in hoogproductieve akkerlandschappen. De ecologische effecten zijn grotendeels in kaart gebracht, en deze maatregelen zijn in veel gevallen ook onderdeel geworden van beleid om akkervogels te helpen. Toch lijkt het er sterk op dat we al die jaren een blinde vlek hebben gehad voor een fundamenteel aspect, namelijk hoe belangrijk de plaatsing binnen het landschap is om maatregelen goed te organiseren. Een rand met bloemrijk mengsel inzaaien in de schaduw van ruilverkavelingsbosjes, brede faunaranden langs provinciale wegen en/of akkerdistels in wintervoedselveldjes bestrijden met herbiciden, dat zal de patrijs en de veldleeuwerik niet helpen. En de vaak buitensporig dure maatregelen (een faunarand gaat de komende jaren € 2.900,- per hectare per jaar kosten), het achter de feiten aanhobbelende beleid en de doorgaans povere invulling van dit beleid door agrarische natuurverenigingen, zal in de komende jaren eerder minder dan meer effect sorteren voor soorten als patrijs, veldleeuwerik en geelgors.
Zowel nationaal als internationaal beginnen we steeds meer in te zien wat de bepalende rol van gewassen is. Granen als zomertarwe, rogge en haver kunnen een positief effect hebben op het broedvoorkomen én broedsucces van soorten als patrijs, veldleeuwerik en geelgors. Eiwitgewassen als luzerne, klaver en bijvoorbeeld veldbonen zorgen voor extra legsels van genoemde soorten. Van bepaalde soorten graszaad (bijvoorbeeld Westerwolds Raaigras) is bekend dat de dichtheden van veldleeuweriken er enorm kunnen oplopen, en dat in de winter velduilen en blauwe kiekendieven er graag in vertoeven. Helaas zit er in een gangbaar Nederlands bouwplan ook een overdaad aan gewassen die weinig tot niks toevoegen aan de ecologische niche van de meeste soorten. Het toegenomen aandeel van turbogras en maïs werkt als een gum die op regionaal niveau hele akkervogelpopulaties wegvaagt.
Is er dan helemaal geen hoop? Werkgroep Grauwe Kiekendief denkt dat er een strenge selectie moet komen op regio’s waar nog genoeg gewasdiversiteit is te vinden, waar landschappelijke randvoorwaarden nog in orde zijn, en waar populaties van echte akkervogels nog in redelijke tot goede aantallen aanwezig zijn; alleen daar kan effectief worden geïnvesteerd in natuurbeheer in agrarisch gebied. Een goed beheerde faunarand op zandgrond naast een perceel zomertarwe in de open ruimte met goed aangeplant veldstruweel, heeft meer effect dan dezelfde faunarand ergens lukraak neergelegd langs een turbograsperceel zonder over de ecologische randvoorwaarden van akkervogels na te denken. Intussen weten we dankzij goed onderzoek in Europa vrij goed waar we op moeten letten en hoe deze ervaringen door te vertalen zijn in praktisch, effectief beheer in akkerlandschappen.
Tekst: Werkgroep Grauwe Kiekendief
Foto's: Rein Hofman; Werkgroep Grauwe Kiekendief