Raadsel argusvlinder: verloren generatie?
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
Onder de gewone vlindersoorten is er één die het zwaar te verduren heeft: de argusvlinder. Waardoor deze fraaie vlinder het zo moeilijk heeft, begrijpen we slechts ten dele. Recent gepubliceerd onderzoek voegt nieuwe inzichten toe aan de raadselachtige achteruitgang van de argusvlinder. Zo lijkt het warme weer in de herfst voor een grote derde generatie argusvlinders te zorgen waarvan de rupsen vervolgens onvoldoende tijd hebben om zich voldoende te ontwikkelen om het overwinteringsstadium te bereiken.
Lange tijd was de argusvlinder een gewone verschijning in bloemrijke graslanden, op dijken en in bermen. Inmiddels is de vlinder in grote delen van Nederland al niet meer te zien. Ook in de ons omringende landen gaat het om onbegrepen redenen bergafwaarts.
Vlaamse onderzoekers hebben recent in het wetenschappelijk tijdschrift Oikos een interessante hypothese naar voren gebracht: de ‘lost generation hypothesis’. De argusvlinder overwintert als halfvolwassen rups en vliegt in het voorjaar en de zomer als vlinder in twee generaties. In de herfst is er een kleine derde generatie, die altijd partieel is. Dat betekent dat een deel van het nageslacht van de zomergeneratie ontwikkelt tot vlinder in de herfst. Het overgrote deel van die rupsen blijft echter tot na de winter rups en vliegt pas weer in mei als vlinder rond. In warme jaren is de derde generatie groter dan gebruikelijk. In het recordwarme 2014 was de derde generatie argusvlinders in ons land dan ook recordgroot.
De Vlaamse onderzoekers stellen echter dat de derde generatie wel eens een lost generation kan zijn, en een mogelijke sleutel tot de afname van de argusvlinder. Door het warme weer ontwikkelt een groter deel van de rupsen naar de derde generatie vlinders, maar vervolgens heeft hun kroost in de herfst onvoldoende tijd om het overwinteringsstadium te bereiken. Daardoor zijn er in het volgende voorjaar nog maar weinig argusvlinders. In kort tijdsbestek kan zo een populatie verdwijnen. De onderzoekers dragen hiervoor tweevoudig bewijs aan: 1) In Vlaanderen komt de derde generatie sinds 1981 vaker voor; 2) In een experiment waarin rupsen in het warmere binnenland en aan de koelere kust werden uitgezet en gevolgd, bleken in het binnenland in de herfst alle rupsen te ontwikkelen tot vlinder, terwijl dit aan de kust maar bij de helft van de rupsen het geval was. Er bleven aan de kust dus nog rupsen over om het verlies van de derde generatie op te vangen. Hiermee lijkt het aannemelijk dat de temperatuur het optreden van de derde generatie stuurt.
Hoewel de hypothese interessant is, lijkt hiermee het raadsel nog niet opgelost. In Nederland is namelijk nog geen bewijs voor een frequenter optreden van de derde generatie. Uit veldwerk deze herfst blijkt dat ondanks de grote derde generatie vlinders er tegelijkertijd nog volop rupsen waren. Zelfs in het warmste jaar sinds 1706 is de derde generatie gewoon partieel, in ieder geval in West-Nederland. De Vlinderstichting volgt momenteel op diverse plekken rupsen uit zowel de tweede als derde generatie in hun ontwikkeling, en doet tegelijkertijd metingen in het microklimaat, de plek waar de rups leeft in een graspol. Dat laatste is belangrijk, omdat recent Nederlands onderzoek uitwijst dat afkoeling van het microklimaat in het voorjaar ook een rol speelt in het raadsel argusvlinder. Deze afkoeling is het gevolg van een steeds vroegere start van het groeiseizoen en hogere productiviteit van de vegetatie onder invloed van stikstofdepositie en klimaatopwarming. De groei en overleving van de rupsen wordt in deze ‘groene woestijn’ nadelig beïnvloed.
Het raadsel van de argusvlinder is dus nog niet opgelost, maar we weten nu wel beter in welke richtingen we de oplossing moeten zoeken. Dat inzicht is hard nodig om de soort er weer bovenop te helpen!
Tekst: Anthonie Stip & Michiel Wallis de Vries, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling