Meidoornbesgeweizwam vrijwel exclusief voor Nederland
Nederlandse Mycologische VerenigingBericht uitgegeven door de Nederlandse Mycologische Vereniging [land] op [publicatiedatum]
De maanden mei, juni en juli zijn bij uitstek geschikt om de meidoornbesgeweizwam onder meidoorns tegen te komen. Simpelweg omdat ze dan beter zichtbaar zijn vanwege hun lichte kleur. Later in het jaar worden ze door de ontwikkeling van zwarte sporen donkerder en uiteindelijk zwart van kleur waardoor ze op de grond nog nauwelijks worden opgemerkt. Wat de zeldzame meidoornbesgeweizwam zo bijzonder maakt is hun vrijwel exclusieve voorkomen in Nederland en dan vooral de omgeving van Amsterdam.
De zwammetjes kunnen van mei tot november worden gevonden. De eerste drie maanden verkeren ze nog in het imperfecte stadium en worden dan het meest gevonden. Dat komt door de opvallende bleekwitte kleur met de min of meer okerbruine top. De okerbruine kleur ontstaat door de ontwikkeling van microconidiën, eencellige onvruchtbare sporen die zich in dit stadium ontwikkelen. Het imperfecte stadium gaat bij geweizwammetjes langzaam over in het perfecte stadium. Tijdens de overgang neemt de ontwikkeling van de zwarte vruchtbare sporen in omvang toe waardoor de lichte kleur langzaam overgaat via (donker)grijs naar zwart. Door de donkere kleur worden ze op een donkere ondergrond nauwelijks meer opgemerkt.
De meidoornbesgeweizwam (Xylaria oxyacanthae) leeft niet op dood hout zoals het zeer algemene geweizwammetje (Xylaria hypoxylon) maar op deels of geheel onder de grond liggende meidoornbessen die het jaar daarvoor uit de meidoorn zijn gevallen. De meidoornbesgeweizwam lijkt wat op de geweizwam maar is kleiner, wijkt microscopisch af en komt voor op vruchten van de één- en tweestijlige meidoorn. Uitzonderlijk is het voorkomen in de Leidse Hortus Botanicus. Hier komt de meidoornbesgeweizwam sinds jaar en dag voor op de bessen van Amerikaanse lijsterbes (Crataegus mollis).
Op de groeiplaats worden meidoornbesgeweizwammetjes met tientallen exemplaren tegelijk onder één meidoorn gevonden. De groeiplaatsen bevinden zich meestal onder alleenstaande meidoorns in bossen, parken en bosranden. Op de groeiplaatsen kunnen ze enige jaren achtereen worden gevonden om daarna om onduidelijke redenen te verdwijnen.
De meidoornbesgeweizwam werd in 1981 voor het eerst als nieuwe soort beschreven door de Nederlandse mycoloog Kees Bas. Bij onderzoek in het Nationaal Herbarium te Leiden bleek de soort al in 1936 in Nederland gevonden te zijn maar niet als zodanig herkend. De meidoornbesgeweizwam komt voornamelijk voor in het westen van ons land. Ze komt hier zowel in de duinen als in de kleigebieden voor.
Op wereldschaal is de soort nauwelijks bekend van landen buiten Nederland. In de meeste Europese landen werd de meidoornbesgeweizwam nooit gevonden of is ze zeer zeldzaam. Zo is de soort in Engeland, Ierland, Polen, Denemarken en Duitsland van slechts enkele vondsten bekend. Het verspreidingspatroon laat duidelijk zien dat het kerngebied van het voorkomen in Nederland ligt. De meidoornbesgeweizwam kan bijna als exclusief voor Nederland worden beschouwd.
De bessen die door de meidoornbesgeweizwam zijn geïnfecteerd verliezen hun kiemkracht. Overigens is de levenscyclus van de meidoornbesgeweizwam nog niet helemaal duidelijk. De in het laboratorium in cultuur gebrachte meidoornbessen brachten inderdaad geweizwammetjes voort. De bessen waren afkomstig van een boom waar meidoornbesgeweizwammetjes onder waren gevonden. Uit de proef blijkt dat bessen al geïnfecteerd worden voordat ze op de grond terecht komen. Voor de hand liggend is dat infectie via de bloem plaatsvindt bijvoorbeeld door bezoek van insecten die sporen met zich mee dragen. Het is echter opvallend dat er onder de naburige meidoorns van een vindplaats vrijwel nooit meidoornbesgeweizwammetjes worden gevonden.
Tekst en foto's: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging