De Trage kroonslak: terug van heel even weggeweest
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door Stichting ANEMOON [land] op [publicatiedatum]
De Trage kroonslak Doto fragilis is in 1997 en 1998 voor het eerst in de Nederlandse kustwateren aangetroffen. In beide jaren zijn in totaal slechts drie exemplaren van deze zeenaaktslak in de westelijke Oosterschelde waargenomen. Pas 13 jaar later, in 2011 en 2012 zijn enkele tientallen dieren in de centrale Oosterschelde gevonden. In 2013 zijn er echter geen waarnemingen meer van deze soort bij Stichting ANEMOON binnen gekomen. In juli 2014 zijn er door sportduikers weer twee exemplaren in de Oosterschelde aangetroffen. Gaat de Trage kroonslak dan toch een blijvertje worden?
De Trage kroonslak Doto fragilis, een zeenaaktslak, is een op de Nederlandse kust zeer schaars waargenomen soort. Sinds 1997, toen de soort hier voor het eerst is aangetroffen zijn er slechts enkele tientallen dieren in uitsluitend 1997, 1998, 2011 en 2012, in zomer en najaar, in de centrale en westelijke Oosterschelde waargenomen. In 2013 zijn er geen waarnemingen van de Trage kroonslak gemeld. Dit jaar zijn er tot grote vreugde van sportduikers weer twee exemplaren van dit fotogenieke diertje in de westelijke Oosterschelde gevonden. Met deze waarnemingen is het niet mogelijk om te stellen dat de Trage kroonslak zich nu definitief op de Nederlandse kust heeft gevestigd. Of het daadwerkelijk een blijvertje gaat worden, met over een langere periode jaarlijkse en mogelijk ook in aantal toenemende waarnemingen zullen we pas over vele jaren kunnen vaststellen. Tot dan blijft het voor sportduikers een spannende soort die bij iedere waarneming in hoofdletters in de duiklogboeken zal worden genoteerd.
De Trage kroonslak draagt terecht zijn voornaam. Sportduikers hebben gemeld dat het eerste exemplaar van dit jaar in een periode van drie dagen zich nog geen centimeter had verplaatst. In 2011 zijn door sportduikers dieren aangetroffen die zich in enkele weken tijd nauwelijks hadden verplaatst. In de voorgaande jaren zijn ook eisnoeren aangetroffen, wat aangeeft dat de soort zich hier heeft kunnen voortplanten. Die zijn dit jaar helaas nog niet gezien.
De familie van de kroonslakken kent op de Noordwest-Europese kust tenminste 14 en mogelijk nog meer soorten waarvan de meeste niet alleen klein zijn maar qua externe anatomie ook sterk op elkaar lijken. Daarmee zijn ze in het veld, lees onder water, door sportduikers vaak lastig of niet met zekerheid op naam te brengen. Daar is één uitzondering op: de Trage kroonslak. De maximale lengte van de in de Nederlandse kustwateren aangetroffen dieren is ongeveer 35 millimeter. Ook de papillen op de Trage kroonslak zijn onderscheidend ten opzichte van de andere kroonslakken. Ze zijn relatief erg groot en dragen geen pigmentvlekken. Bij de andere soorten zijn ze kleiner en meestal met rode en/of witte pigmentvlekjes versiert.
Zeenaaktslakken zijn voedselspecialisten. Bijna alle soorten eten uitsluitend andere organismen van slechts één diergroep, zoals bijvoorbeeld bepaalde nauw aan elkaar verwante soorten sponzen, neteldieren of zeepokken. Deze vorm van voedselspecialisme noemen we oligofagie. Uit de beschikbare internationale literatuur valt af te leiden dat de Trage kroonslak enkele soorten hydropoliepen eet en in principe dus ook oligofaag is. Alle tot nu toe in de Oosterschelde aangetroffen exemplaren werden echter uitsluitend gevonden op de hydropoliep Haringgraat Halecium halecinum. Daarmee lijkt de Trage kroonslak zich hier monofaag te gedragen omdat het hier slechts één diersoort als voedselbron lijkt te gebruiken.
Als je als mens je oligofaag zou gedragen dan eet je bijvoorbeeld uitsluitend frikandellen, maar mogelijk wel van meerdere fabrikanten. Maar geen andere snacks of enig ander voedsel. Ben je monofaag dan eet je uitsluitend frikandellen van slechts één fabrikant. Geen van andere fabrikanten en zeker ook geen andere snacks of ander voedsel. Monofagie is een eigenschap waar sommige zeenaaktslakken geen probleem mee hebben, maar waar wij als polyfage zoogdieren niet jaloers op hoeven te zijn.
Tekst en foto’s: Peter H van Bragt, Stichting ANEMOON