Nuttige exoten?!
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]
Nu er schot komt in de bestrijding van invasieve exoten, neemt ook de controverse over hun ‘schadelijkheid’ toe. We brachten daarover al uiteenlopende studies. Een recente studie toonde aan dat in het Bodenmeer, waar het barst van de invasieve exoten, de aantallen overwinteraars van meerdere soorten watervogels explosief toenamen na nieuwe invasies van waterdiertjes en dat de watervogels er momenteel grotendeels afhankelijk zijn van deze exoten.
Van watervogels is bekend dat een heel aantal soorten nogal opportunistisch zijn, zeker in de winter. Algemeen geldt hoe meer voedingstoffen in het water (bv. door verontreiniging), hoe meer watervogels. Zo stellen we momenteel in Vlaanderen vast dat de verbetering van de waterkwaliteit van grote rivieren samengaat met sterk dalende aantallen van overwinterende eenden.
Het Bodenmeer is een reusachtig meer van 60 km lang en 273 km omtrek in de bovenloop van de Rijn aan de noordrand van de Alpen op de grens van Zwitserland en Duitsland. Het bleef niet gespaard van invasies van exoten: Driehoekmossels en Noord-Amerikaanse kreeften vonden al een paar decennia geleden hun weg naar het meer, maar sinds de opening van het Rijn-Main-Donau kanaal in 1992 kwam er een rechtstreekse verbinding tussen de voorheen volledig gescheiden bovenlopen van rivierstelsels die enerzijds naar de Noordzee en anderzijds naar de Zwarte Zee stromen. Ook meeliftend met de intense scheepvaart wordt het meer sinds dat moment overspoeld door de ene na de andere invasie van waterdiertjes uit het Zwarte Zee-bekken die de originele fauna van het meer kompleet overhoop halen.
In een opmerkelijke studie toonden Werner en Bauer recent aan dat de komst van diverse niet inheemse organismen telkens weer voor een explosie van de aantallen overwinterende watervogels zorgden in het Bodenmeer. De Driehoeksmossel (Dreissena polymorpha), afkomstig uit het Zwarte Zeegebied, bereikte het meer reeds in de jaren 1960: vanaf een paar jaar later vervijfvoudigde het aantal overwinterende watervogels als gevolg van het massale nieuwe voedselaanbod. Er komen tot 10.000 mossels per m² voor, en tegen het einde van de winter is 95-99% daarvan weggevreten op alle door eenden bereikbare dieptes (tot 10 m). Per vierkante kilometer vreten de vogels per winter zo’n 750 ton Driehoeksmossels. Daar hou je al een eendje mee recht.
Begin jaren 1980 vond de Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft (Orconectes limosus) uit Noord-Amerika haar weg naar het Bodenmeer en haalt er nu dichtheden van tot 1.000 dieren per m², veel hoger dan van inheemse kreeften bekend is. Vanaf een paar jaar later vervijfvoudigde het aantal getelde Parelduikers, maar ook meerdere IJsduikers en diverse Zee-eenden werden jaarlijkse gasten. Tot 80 Parelduikers diep in het binnenland aan de voet van de Alpen is echt wel een afwijkend patroon, maar de vogels hebben het er zo naar hun zin dat ze nu zelfs hun slagpenrui volbrengen op het Bodenmeer.
In 2006 arriveerde de Kaspische slanke zweefgarnaal (Limnomysis benedeni) uit het Zwarte Zeegebied in het Bodenmeer. In amper iets meer dan twee jaar veroverde ze de volledige omtrek van 273 km van het meer. In de winter vormt ze dichte zwermen van tot een miljoen dieren per kubieke meter. De kleine fuutachtigen zijn er dol op. Het aantal Geoorde futen dat op het Bodenmeer overwintert verdrievoudigde na de vestiging van de slanke zweefgarnaal. De vogels foerageren er nu op een uitzonderlijke manier: in dichte troepen van tot 300 vogels die synchroon naar voedsel duiken. Een paar jaar voor het arriveren van deze aasgarnaal crashte het aantal Dodaarsjes (door onbekende oorzaken), maar al snel na de vestiging van de garnaal herstelde het aantal Dodaarzen volledig. Ook Kuifduikers, een zeldzaamheid in het binnenland in de winter, zijn nu regelmatige gasten op het meer, met in 2011 zelfs een groepje van 16 samen. In 2009 bereikte nog een andere soort aasgarnaal (Katamysis warpachowskyi) uit het Zwarte Zeegebied het Bodenmeer en verwacht wordt dat ook deze een gunstige invloed zal hebben op de aantallen van kleine futen.
Over de Aziatische korfmossel (Corbicula fluminea), die in 2002 het meer bereikte zijn de auteurs minder positief. Ze heeft een te dikke, harde schaal en het loont voor duikeenden energetisch niet de moeite om zich hier mee bezig te houden. Er zit zo weinig voedsel in dat ze er zelfs met een volle maag kunnen van vermageren. Meer algemeen stellen de auteurs trouwens dat het veel moeilijker is om de negatieve effecten van invasieve soorten aan te tonen dan spectaculaire positieve effecten.
Ondertussen maken niet-inheemse soorten echter reeds meer dan 95% van de bodemfauna van het meer uit, en hun belang voor de overwinterende watervogels is niet meer weg te denken.
Inheemse soorten die het gedaan krijgen om van invasieve exoten te leven, winnen natuurlijk (even) de jackpot; maar ook niet al die winnaars blijven eeuwig gelukkig.
Niet toevallig zorgen de enkele situaties waar inheemse soorten hun voordeel halen uit exoten voor de grootste discussies in het natuurbeheer: denk maar aan combinaties als Amerikaanse vogelkers en Appelvinken, Amerikaanse eiken en vleermuizen, Robinia’s en honingbijen, Corsicaanse dennen en Nachtzwaluwen enz.
Duurzame, evenwichtige en rijke ecosystemen vergen veel meer dan zo groot mogelijke aantallen van een paar soorten die wij toevallig momenteel leuk vinden en zo laag mogelijke aantallen van soorten die we nu niet zo leuk vinden.
Tekst: Marc Herremans
Foto’s: Eric Gibcus (Driehoeksmossels), Saxifraga en Frank Snijkers
Referentie: Werner S. & H-G. Bauer. 2012. Stille Revolution im Bodensee: Wasservögel und wibellose Neozoen. Der Falke 59: 212-218.