Minder dril door koude maart
Bericht uitgegeven door Hylawerkgroep [land] op [publicatiedatum]
Maart 2013 werd gekenmerkt door een zeer uitzonderlijk lage gemiddelde temperatuur. Er werden 18 vorstdagen opgetekend, dagen dus met een minimumtemperatuur onder de 0 °C. Normaal tikt maart af op 6,2 vorstdagen. Het was dus berekoud. En toch werd het ook even lente. Van 6 tot 8 maart bepaalden maritieme luchtstromingen ons weer met dagmaxima van 19,1 °C op 6 maart. Voor veel amfibieën was dit de start van de grote jaarlijkse trek.
In 2013 werden op 243 locaties (verspreid over 119 gemeenten) overzetacties georganiseerd waarbij alle trekkende amfibieën nauwkeurig werden geteld. Slechts op een handvol plaatsen worden jaarlijks ook legsels gemonitord. Een interessante case is de ‘legselmonitoring’ die in 2005 werd opgestart voor vier Limburgse populaties van de Heikikker.
Heikikkers inventariseren is geen sinecure. Het vereist de nodige vaardigheden en een zeer accurate timing. Mannetjes Heikikker roepen immers slechts enkele dagen: daarna vallen de paarkoren helemaal stil. Door herhaalde terreinbezoeken (zowel overdag als ’s nachts) worden jaarlijks alle paarkoren van vier Limburgse heikikkerpopulaties gelokaliseerd. Plekken met roepende Heikkikkers, worden later bezocht om de legsels te tellen.
Lukt dat dan zo makkelijk, legsels van Heikikker onderscheiden van die van Bruine kikker? Ook hier is een ferme dosis ervaring en een heel precieze timing nodig. Dril van Heikikker heeft doorgaans een kleinere diameter en blijft keurig op je handpalm liggen terwijl de klompen van Bruine kikker almaar door je vingers willen doorglippen. Klinkt makkelijk maar is het niet. Verse legsels van Bruine kikker kunnen immers ook zeer compact zijn en oudere legsels van Heikikker willen ook al wel eens van je handpalm glijden. Timing is dus cruciaal, al kan het topmoment voor ‘heikikkerlegselmonitoring’ met de nodige ervaring doorgaans goed worden ingeschat: 5 à 7 dagen na de eerste eiafzet van Bruine kikker.
In 2013 verschenen in het Kruisven (Dilsen-Stokkem) rond 8 maart de eerste Bruine kikkers. Enkele dagen later werd de eerste eiafzet opgemerkt, goed voor vele m² dril. In een normaal jaar zou de Heikikker dan moeten pieken tussen 13 en 15 maart, maar dat pakte dit jaar anders uit. De temperaturen daalden opnieuw met absolute minima die varieerden tussen -18°C tot -6°C (vooral op 13 en 15 maart vroor het de stenen uit de grond) en een sneeuwlaag bedekte de bodem van 11 maart tot begin april. Een echte piek van heikikkerkoren kwam er niet. De eerste legsels verschenen pas begin april.
Twaalf terreinbezoeken in maart en april 2013 lieten een nauwkeurige kartering van de roepkoren en van het aantal legsels toe. Resultaat: drie van de vier locaties lieten een drastische achteruitgang van het aantal legsels optekenen (tussen 76% en 100%). Enkel in de Vallei van de Kikbeek zakte het aantal legsels ‘slechts’ van 80 naar 70.
Deze opmerkelijke resultaten roepen vele vragen op. In elk geval is duidelijk dat in 2013 opmerkelijk minder vrouwtjes naar de vennen trokken om er hun eitjes af te zetten. Vermoedelijke reden: ze niet werden ‘getriggerd’ door de juiste weersomstandigheden. Wat ze dan deden met hun eitjes? Geen idee. In de literatuur zijn er geen gevallen bekend van kikkers of padden die hun eieren kunnen resorberen. Werden ze dan maar ergens plompverloren en onbevrucht ‘ten lande’ afgezet? Wie het weet, mag het zeggen.
Hoe het ook zij: ook van Bruine kikker en Gewone pad werden dit jaar opmerkelijk minder legsels vastgesteld (ook al zijn van deze soorten geen gestandaardiseerde, langlopende tijdsreeksen beschikbaar). De koude midden de 'normale' eiafzetperiode is ongetwijfeld de boosdoener.
Tekst: Peter Engelen en Dominique Verbelen, Hylawerkgroep
Foto's: Jelger Herder