Waarom wintervlindervrouwtjes niet vliegen
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]
Het zachte winterweer van de voorbije weken heeft ervoor gezorgd dat wintervlinders nog steeds actief zijn. Die nachtvlinders hebben wetenschappers al decennialang weten te fascineren. Niet in het minst omdat de vrouwtjes vleugelloos zijn. Wat daarvan precies de voordelen zijn, wordt steeds duidelijker.
Van de meeste nachtvlindersoorten is de leefwijze niet zo goed gekend. We weten amper welke waardplanten precies door welke soorten gebruikt worden. Maar dat geldt niet voor wintervlinders. Die behoren tot de best onderzochte insecten van de regio (vooral de Kleine wintervlinder). De redenen daarvoor zijn divers, maar in de eerste plaats economisch: wintervlinderrupsen kunnen in het voorjaar zo talrijk zijn, dat fruitbomen en andere loofbomen zowat kaalgevreten worden. Een ‘schadelijk’ diertje dus, althans in de ogen van bos- en tuinbouwers. Maar net omdat ze zo talrijk zijn, vervullen ze ook een sleutelrol in ecosystemen: voor diverse zangvogels vormen wintervlinderrupsen bulkvoedsel in het voorjaar. Die rupsen maken ook het verschil tussen een goed en een slecht broedseizoen.
Daarnaast zijn wintervlinders buitenbeentjes. Ze vliegen vooral in het late najaar. De vrouwtjes hebben daarenboven geen vleugels. Dat laatste kenmerk wordt al lang beschouwd als een aanpassing aan het late vliegseizoen. Vliegen op koude herfstavonden vraagt veel energie: net zoals dagvlinders kunnen nachtvlinders vliegen bij een lichaamstemperatuur van circa 30 graden. En waarom zou het wintervlindervrouwtje moeten vliegen? Net zoals andere nachtvlinders lokken vrouwtjes de mannetjes met behulp van geurstoffen. Dat doen ze terwijl ze stilzitten op boomstammen. Mannetjes vinden de vrouwtjes dus probleemloos. Voedsel is ook geen probleem: wintervlinders kunnen in het volwassen stadium namelijk niet eten. Zij teren op de reserves die ze als rups hebben opgedaan. En een geschikte eiafzetplaats zoeken is ook niet meteen een probleem: niet alleen kunnen de rupsen van wintervlinders op allerlei soorten loofbomen leven, in vele gevallen zet een wintervlindervrouwtje eitjes af op de boom waarop ze geboren zijn.
Die beperkte verspreidingsmogelijkheid hoeft niet noodzakelijk een nadeel te zijn, ontdekten zowel Vlaamse als Nederlandse wetenschappers. Voor wintervlinders is het erg belangrijk dat eitjes in het voorjaar precies op tijd uitkomen. Pasgeboren rupsen zijn enkel in staat net uitlopende blaadjes te verorberen. Een uitgehard blad is lastig verteerbaar. Vrouwtjes die als rups te laat uitgekomen zijn, wegen als pop 30% minder en kunnen ook minder eitjes afzetten dan soortgenoten die precies op tijd uit het ei kropen. En wanneer de eitjes verschillende dagen voor het openen van knoppen uitkomen, sterven pasgeboren rupsjes van de honger.
Het uitlopen van knoppen verschilt niet alleen van boomsoort tot boomsoort, maar vertoont zelfs binnen éénzelfde soort aanzienlijke variatie. Het is inderdaad niet zo moeilijk om tijdens een voorjaarswandeling al bomen te zien die volop in blad staan, terwijl soortgenoten in hetzelfde bos nog helemaal in blad moeten komen. Voor eik kan die individuele variatie tot 3 weken oplopen. Voor wintervlinders is het dus interessant dat exemplaren zich kunnen aanpassen aan de fenologie van individuele bomen. Nederlands onderzoek wees uit dat vlindervrouwtjes die te laat uit het ei kwamen in staat zijn bij te sturen. De eitjes die zij afzetten hebben een net iets kortere ontwikkelingstijd, zodat ze wel precies op tijd uitkomen. Dit soort moedereffecten is nuttig voor soorten waarbij generatie na generatie op dezelfde boom wordt voortgebracht. Een vleugelloos bestaan komt dus perfect uit voor moeders die synchroon willen leven met één bepaalde boom.
Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Foto's: Kars Veling
Naar:
Van Dongen, S., Backeljau, T., Matthysen, E. & Dhondt, A.A. (1997) Synchronization of hatching date with budburst of individual host trees (Quercus robur) in the winter moth (Operophtera brumata) and its ļ¬tness consequences. Journal of Animal Ecology, 66, 113 –121 .
Van Asch, M., Julkunen-Tiito R. & Visser M.E. (2010). Maternal effects in an insect herbivore as a mechanism to adapt to host plant phenology. Functional Ecology, 24, 1103-1109.)