Minstens 3,3 miljoen broedvogelparen minder in boerenland
Sovon Vogelonderzoek NederlandBericht uitgegeven door SOVON Vogelonderzoek Nederland [land] op [publicatiedatum]
Meer dan zeventig procent van het Nederlandse landoppervlak bestaat uit agrarisch gebied. Het bood lange tijd huisvesting aan veel broedvogels, maar daar kwam de laatste vijftig jaar de klad in. Veel soorten zijn letterlijk gedecimeerd.
De vogels die in het boerenland broeden, worden sinds midden jaren tachtig geteld door vrijwilligers van Sovon Vogelonderzoek Nederland, bijgestaan door een klein aantal professionals. De tellingen vinden plaats in steekproefgebieden of via landdekkend onderzoek. Met behulp van deze gegevens kunnen schattingen worden gemaakt van de totale aantallen broedvogels in het boerenland. Oudere gegevens, beschikbaar in de vorm van vele publicaties, maken een reconstructie mogelijk vanaf 1960.
Bovengenoemde gegevens samen leveren een ontluisterend beeld op. Gemiddeld genomen zijn de boerenlandvogels sinds 1960 met 61 tot 73 procent teruggelopen. Dat komt neer op de verdwijning van 3,3 tot 5,7 miljoen broedparen van het boerenland binnen 50 jaar. Deze ontwikkeling deed zich ook voor op Europese schaal, maar zette in ons land wel iets eerder in. De teloorgang van deze soorten hangt nauw samen met de intensivering van het agrarisch grondgebruik. Zo werden graslandgebieden ongeschikter voor weidevogels door ontwatering, zware bemesting en intensief maaien. Kleinschalig akkerland werd vervangen door monocultures van onder andere maïs, wat voor de meeste soorten ongeschikt is als broedplaats.
De soorten die in Nederland het hardst zijn afgenomen zijn: Veldleeuwerik (afname met 96 tot 97%, wat betekent de verdwijning van 750.000 tot 1,1 miljoen broedparen), Patrijs (afname 93 tot 95%: verdwijning van 90.000 tot 140.000 broedparen), Zomertortel (afname 92 tot 95%: verdwijning van 55.000 tot 85.000 broedparen), Ringmus (afname 93 tot 94%: verdwijning van 700.000 tot 940.000 broedparen) en Grutto (afname 68 tot 79%: verdwijning van 70.000 tot 120.000 broedparen). Het betreft zowel soorten van graslanden en akkers als kleinschalig cultuurlandschap. Niet in de berekening betrokken zijn enkele soorten die al een halve eeuw geleden vrij schaars waren en inmiddels geheel (Ortolaan) of bijna (Grauwe Gors) verdwenen zijn uit het boerenland.
Tekst: Ruud Foppen, Sovon Vogelonderzoek Nederland / Vogelbescherming Nederland
Foto: Arjan Boele