September is maand van heidelibellen
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
September is normaal gesproken een topmaand voor de heidelibellen. Vooral de bruinrode en de steenrode heidelibel zijn dan in het hele land te zien. Dit jaar is ook de bloedrode heidelibel nog volop aanwezig. Hoe herken je deze?
Heidelibellen zijn kleine, gedrongen libellen, die wel forser zijn dan de slanke juffertjes. Ze zijn vaak zittend in de vegetatie of op de grond te vinden, ook ver van het water. Ze komen op allerlei plekken voor, onder andere in steden, tuinen, heiden en bossen. Als ze geslachtsrijp zijn krijgen de mannetjes van de meeste soorten een rood achterlijf; vrouwtjes en jonge mannetjes zijn meestal geel, oranje of bruin. In Nederland komen negen soorten heidelibellen voor, maar slechts vier soorten zijn algemeen: zwarte heidelibel, bloedrode heidelibel, bruinrode heidelibel en steenrode heidelibel. De geelvlekheidelibel is een zwerver die in sommige jaren veel ons land binnenkomt, maar dit jaar is deze maar sporadisch gezien. Een van de zeldzaamste soorten is de kempense heidelibel, die alleen in Zuidoost-Brabant voorkomt. Een enkele maal wordt de soort daarbuiten gezien, vorig jaar in Zwolle en dit jaar in het Kuinderbos in de Noordoostpolder. We zullen nu wat verder inzoomen op de drie meest algemene soorten op dit moment. De bloedrode heidelibel is in andere jaren vooral in juli en augustus veel aanwezig, maar dit jaar lijkt de soort ook nu, in september, nog goed te vliegen: misschien door de wisselvallige zomer.
De algemene steenrode en bruinrode heidelibel zijn altijd tot laat in het jaar actief. Het is een lastig duo om uit elkaar te houden. Beide soorten hebben bruine of gele strepen langs hun poten en dat onderscheidt ze van de bloedrode heidelibel die helemaal zwarte poten heeft (1). Om bruinrode en steenrode heidelibellen uit elkaar te houden, ongeacht of het een mannetje of vrouwtje betreft, moet je kijken of het dier een hangsnor heeft. Aan de bovenzijde van het gezicht loopt tussen de ogen een zwart dwarsstreepje, dat bij de steenrode heidelibel langs beide oogranden een stukje naar beneden loopt: een ‘hangsnor’ (2 ), terwijl het bij de bruinrode heidelibel bij de oogranden stopt (3). Met een verrekijkertje is dit vaak best goed te zien. Beide soorten zijn algemeen bij allerlei stilstaande wateren en niet zelden komen beide soorten op dezelfde plek voor. De bruinrode heidelibel heeft een lichte voorkeur voor watertjes met weinig vegetatie op de zandgronden in Oost- en Zuid-Nederland, terwijl de steenrode heidelibel wat algemener is bij sterker begroeide wateren op de veengronden in West- en Noord-Nederland.
Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto’s: Jouke Altenburg; Kars Veling