Mast bepaalt voortplanting wilde zwijnen
De NatuurkalenderBericht uitgegeven door De Natuurkalender [land] op [publicatiedatum]
De voortplanting van wilde zwijnen is sterk afhankelijk van de voedselsituatie. Dit uit zich onder andere in het tijdstip van paren, of alleen volwassen zeugen biggen krijgen of dat ook vrouwelijke biggen bronstig kunnen worden, en de overlevingskansen van de pasgeboren biggen. Na de redelijk goede mast in de herfst van 2011 werden de eerste biggen in februari waargenomen; de zeugen brachten gemiddeld vijf biggen groot.
Tijdstip van werpen
Na extreem goede mastjaren worden de eerste biggen in december of januari geboren. In dergelijke jaren werpen de meeste zwijnen hun jongen echter in maart en april en wordt ook nog een aantal in de zomer en nazomer geboren. In deze extreem goede jaren krijgt een deel van de eenjarige dieren (overlopers) ook al biggen en werpt een beperkt aantal zeugen zelfs twee keer.
Na een slecht voedseljaar verschijnen de eerste biggen pas in april, de meeste worden in mei en juni geboren en ook nu weer een deel in de zomer en nazomer. Een aantal zeugen krijgt helemaal geen biggen, de meeste overlopers krijgen geen biggen en twee keer werpen treedt niet op. Vorig jaar kwamen uit de meeste leefgebieden de eerste waarnemingen van pasgeboren biggen in februari, 2011 was dan ook een redelijk goed mastjaar. Afgelopen herfst was de mast slecht; de eerste biggen zijn daarom pas in april te verwachten.
Aantal biggen per zeug
Ook het aantal jongen dat een zeug kan grootbrengen is afhankelijk van de hoeveelheid voedsel. Afgelopen zomer (2012) hadden zeugen gemiddeld 5 jongen, het gevolg van een redelijk goede mast in de herfst van 2011. In de zomer van 2011, na een veel geringere mast in de herfst van 2010, hadden de zeugen gemiddeld bijna één big minder dan in 2012. Minder biggen per zeug maar ook minder zeugen met biggen.
Tekst: Sara Mulder, De Natuurkalender, in samenwerking met Gerrit Jan Spek, Vereniging Wildbeheer Veluwe
Foto: Jan Huttinga