Parapluutjes op poep
Nederlandse Mycologische VerenigingBericht uitgegeven door de Nederlandse Mycologische Vereniging op [publicatiedatum]
Geen appetijtelijke cocktail met een parapluutje, maar een drol bezet met parapluutjes. Met het warme weer van de laatste dagen is er maar een buitje regen nodig om parapluutjes op mest te vinden. Het gaat in dit geval om kleine mestpaddenstoeltjes die opduiken zo gauw de omstandigheden goed zijn voor hun ontwikkeling. Het leert je eens op een andere manier naar poep kijken.
Een heel fraai mestpaddenstoeltje is de Kleine korrelinktzwam (Coprinus stercoreus). In volwassen toestand is het een teer en bleek gekleurd parapluutje met een draaddun steeltje dat snel doorknakt onder het gewicht van het eigen hoedje. Inktzwammetjes zijn maar een kort leven gegund, variërend van enkele uren tot enkele dagen. Bij de Kleine korrelinktzwam leven de vruchtlichamen niet langer dan enkele uren.
Tijdens het volwassen worden van een inktzwam versmelten de lamellen en later de gehele hoed tot een zwarte inkt die de sporen bevatten. Deze sporen verspreiden zich op het gras rondom de groeiplaats en worden door grazers als koeien, paarden en schapen opgegeten. De sporen komen vervolgens terecht in het maag-darmkanaal en verlaten het dier onbeschadigd aan de achterkant met de mest die het uitpoept. Als de mest een bepaalde ouderdom bereikt, lopen de sporen uit en verschijnen er uiteindelijk weer nieuwe paddestoelen.
Het mycelium wat op de mest groeit, produceert soms tientallen parapluutjes voordat de voedingsbodem uitgeput is en het voorgoed verdwijnt. Tijdens dit proces breekt het de mest af die uiteindelijk als compost door de grond wordt opgenomen. Coprinus stercoreus is maar één van de vele mestpaddenstoeltjes die daar voor zorgen. Meestal neemt het ene paddenstoeltje het van het andere over. Zo vormen ze een tijdelijke levensgemeenschap van zwammetjes die samen de drol waar ze op zitten, verteren.
Tekst en foto: Menno Boomsluiter, Nederlandse Mycologische Vereniging