Het soms ongelukkige lot van de barnsteenslak
Bericht uitgegeven door de Koninklijke Belgische Vereniging voor Conchyliologie en Natuurpunt natuurstudiewerkgroep Hagelandse Heuvelstreek [land] op [publicatiedatum]
De Gewone barnsteenslak is een landslak die in ons land en in zowat gans Europa vrij algemeen voorkomt. Je kan ze terugvinden in vochtige gebieden en langs de waterkant. Maar het leven van een barnsteenslak is niet altijd even zorgeloos…
De Gewone barnsteenslak Succinea putris is voornamelijk te vinden in de buurt van water in vochtig gras- en rietland, in oever- en moerasbos. Haar soortnaam ‘putris’, dat staat voor vermolmd, verrot, vormt vermoedelijk een verwijzing naar haar voorkeur voor verschillende soorten riet, algen en andere waterplanten. Het dunne en doorzichtige huisje, dat bij volwassen exemplaren doorgaans tot 15 à 20 mm hoog is, is eivormig met een ovale mondopening en de laatste winding neemt typisch 2/3 van de totale schelphoogte in.
In ons land komen nog drie andere slakken van de familie der barnsteenslakken (Succineidae) voor, die trouwens niet altijd even makkelijk van elkaar te onderscheiden zijn. Barnsteenslakken zijn dragers van een larvestadium van de parasitaire worm Leucochloridium paradoxum die behoort tot de Trematoda, een klasse van veelvoorkomende parasitaire zuigwormen uit de stam van de platwormen.
Deze worm ontwikkelt knotsvormige uitsteeksels die meestal in de tentakels van de slak terechtkomen waardoor die sterk opzwellen en niet meer ingetrokken kunnen worden. De tentakels krijgen daardoor meestal ook een groen-witte kleur. Bovendien maken de uitsteeksels in de tentakels pulserende bewegingen waardoor de slak gemakkelijk opvalt. Omdat de tentakels nu goed lijken op een bewegende vliegenlarve of een rups valt de slak meestal snel ten prooi aan vogels, maar soms ook aan zoogdieren. Als die de slak opeten ontwikkelt de worm zich verder in hun darmstelsel en plant zich daar voort. Via hun uitwerpselen verspreiden de vogels en de dieren die als gastheer optreden de larven van de worm in de omgeving waardoor zo nog meer slakken geïnfecteerd raken. Als de slak niet opgegeten wordt, zwellen de uitsteeksels van de parasiet na enige tijd zodanig op dat de tentakels van de slak openbarsten. Ook daarbij komen dan nieuwe larven vrij die op zoek gaan naar een volgende gastheer. De worm gebruikt de barnsteenslak zo om zijn larven sneller en efficiënter bij andere gastheren, vooral vogels, te krijgen.
Tekst: Nathal Severijns, Koninklijke Belgische Vereniging voor Conchyliologie en Nobby Thys, Natuurpunt natuurstudiewerkgroep Hagelandse Heuvelstreek
Foto: Nobby Thys
Filmpje: Adri de Groot