De bruin zandoogjes zijn er
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
Het bruin zandoogje is al vele jaren de meest getelde vlinder in het Landelijk Meetnet Vlinders. De soort komt lang niet overal voor, maar kan plaatselijk wel met veel bij elkaar worden gezien. De eersten zijn inmiddels tevoorschijn gekomen.
Bruin zandoogjes hebben een heel langgerekte vliegtijd. De eersten zijn nu verschenen en de soort vliegt nog door tot ver in augustus. Ze komen gespreid uit de pop en leven als individu vrij lang. Het is een echte graslandvlinder, die verspreid in het hele land kan worden gezien. In soortenarme groene agrarische graslanden ontbreken ze, maar als er een berm langs ligt met bloemen dan kun je ze daar wel weer vinden. Het zijn forse bruin met oranje vlinders, ter grootte van een dagpauwoog. De vrouwtjes, die wat groter zijn dan de mannetjes hebben ook op de bovenzijde oranje vlekken, bij de mannetjes is de bovenzijde effen bruin. Op zonnige dagen zijn in een bepaald gebied soms honderden vlinders te zien die even boven het gras uithuppen en vervolgens weer snel verdwijnen. Deze waarnemingen van honderden bruin zandoogjes komen uit de duinen, maar ook uit mooie bloemrijke graslandgebieden in het binnenland.
De rupsen leven van diverse grassen, waaronder grote vossenstaart, gewoon reukgras, kropaar, ruwe smele, kweek, rood zwenkgras en engels raaigras. Ze zijn aanwezig van half augustus tot in juni. De soort overwintert als jonge of halfvolgroeide rups, verscholen in een graspol; bij zacht winterweer komen de rupsen soms tevoorschijn om te voedsel te zoeken. De verpopping vindt plaats in een zijden spinsel aan de waardplant, vrij laag boven de grond. De rupsen laten zich, als er gemaaid wordt, vallen en profiteren dan van het verse nieuw opgroeiende gras. Een maaibeheer is dan ook prima voor deze soort, zeker als er daardoor ook veel nectarplanten aanwezig zijn. Ze drinken graag op distels, zoals kale jonker en akkerdistel, maar ook braam en gele composieten zoals havikskruid en biggenkruid worden graag bezocht.
Tekst en foto's: Kars Veling, De Vlinderstichting