Wingtags op Bruine Broeder
Bericht uitgegeven door Natuurbericht [land] op [publicatiedatum]
De Bruine Kiekendief is één van de Vlaamse roofvogels die ’s winters ver naar het zuiden wegtrekt. Vanaf half maart komen ze terug uit hun overwinteringsgebied. In 2011 startte het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) een project om meer inzicht te krijgen in de broedecologie van deze soort. Hoeveel zijn er nog? Waar broeden ze? Hoeveel jongen brengen ze groot? Wordt er elk jaar op dezelfde plek gebroed? En komen ook de jongen terug naar hun geboortestreek?
De Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) is vast niet zo bekend als andere roofvogelsoorten zoals de Torenvalk (Falco tinnunculus) of de Buizerd (Buteo buteo). Volwassen mannetjes zijn overwegend bruin met grijze staart en opvallende zwarte vleugeltoppen. De wijfjes zijn iets minder fraai gekleurd en zijn volledige fondantbruin met een lichtgeel petje, een bleke keel en gele vleugelvlekken. Bruine Kiekendieven jagen doorgaans laag boven de grond, op zoek naar muizen, jonge Konijntjes en klein gevogelte.
De soort broedt in gans Europa, met als zwaartepunt de laaggelegen gebieden van Oost- en Centraal Europa. In Vlaanderen vinden we ze voornamelijk in de Kust- en Scheldepolders. In het binnenland is ze bijna volledig afwezig. De broedpopulatie schommelt de laatste tien jaar tussen 75 en 150 broedpaar. In 2011 werd er een lichte toename vastgesteld. Waarschijnlijk kan deze stijging worden verklaard doordat - in het kader van het onderzoeksproject - de soort beter werd opgevolgd.
De Bruine Kiekendief heeft een duidelijke voorkeur voor moerasgebieden. In Vlaanderen wordt vooral gebroed in rietvelden, langsheen kreken, sloten of kanalen. Door lage waterstanden en het uitblijven van een goed maaibeheer, raken steeds meer rietvelden echter overwoekerd door ruigtekruiden en struiken als vlier en wilg. Slechts nieuws dus, voor de Bruine Kiekendief, die een deel van zijn favoriete broedhabitat verloren ziet gaan. De laatste jaren worden steeds vaker nesten gevonden in graanakkers, vooral aan de Westkust, het Oost-Vlaams Krekengebied en het Waasland.
Een deel van de Nederlandse (en vermoedelijke ook de Belgische) broedvogels overwintert in de estuaria van de Ebro en de Taag (Spanje) maar veel vogels steken via Gibraltar over naar Marokko om er te overwinteren in West-Afrika (Senegal, Guinea-Bissau, Sierra Leone, Ghana). Half maart, begin april keren de Bruine Kiekendieven terug naar de broedgebieden. Zodra beide partners aanwezig zijn, begint de balts. Die is echt spectaculair. Beide vogels voeren daarbij een acrobatisch luchtballet uit, draaiend rond elkaar: een echt spektakel! Enkele dagen erna wordt de nestbouw aangevat. De Bruine Kiekendief maakt een grondnest waarin tot zes eieren gelegd kunnen worden.
Vorig jaar werd een onderzoek opgestart om meer inzicht te verkrijgen in het broedsucces, de invloeden van habitatkeuze (moerassen of graanvelden) en het omgevend landschap, plaatstrouw en interacties tussen de populaties. Het project wil ook achterhalen waar de jonge kiekendieven vandaan komen die elk jaar in behoorlijk aantal in Zeeland - de noordelijkste overwinteringsplaats van de soort in Europa - overwinteren. Zijn dat vogels van bij ons? Trekt een gedeelte van de jonge vogels dan toch niet weg naar het zuiden? Het project bestudeert niet enkel de Vlaamse populatie: ook de nabijgelegen populaties in Zeeland en Noord-Frankrijk worden mee in het project betrokken. Het INBO coördineert het Vlaamse luik en doet hiervoor beroep op een aantal veldornithologen die de broedpaartjes lokaliseren en de legsels opvolgen. In 2011 werd een aantal jonge vogels voorzien van vleugelmerken, de zogenaamde wingtags. Dit zijn zachte, plastic rechthoekjes in verschillende kleuren, elk met een specifieke code. Elke vogel kan aan de hand van die unieke wingtagcombinatie individueel worden herkend. Op deze manier kunnen de gevleugelmerkte Bruine Kiekendieven worden gevolgd en hoopt het INBO een aantal onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. In totaal werden in het kader van dit project (in Vlaanderen en Zeeland samen) al 92 exemplaren van vleugelmerken voorzien.
Alhoewel Bruine Kiekendieven soms pas na twee of drie jaar terug naar de broedplaatsen terug komen, hopen,we dit voorjaar toch een aantal vogels met kleurmerken terug te zien. Elke waarneming is van groot belang en iedereen kan hieraan meewerken! Meer achtergrond hierover vind je hier. Ook foto’s nemen is interessant, bij een voldoende vergroting zijn de vleugelmerken dan meestal goed te zien. Alvast bedankt voor de medewerking en succes ermee!
Dit project kwam tot stand in samenwerking met de Roofvogelwerkgroep Zeeland, Groupe Ornithologique du Nord, Natuurwerkgroep de Kerkuil, Regionaal Landschap Meetjesland, Regionaal Landschap IJzer & Polder en verschillende Vogelwerkgroepen van Natuurpunt.
Tekst: Anny Anselin, INBO
Foto's: Raymond De Smet, Simon Feys