Winteractieve loopkevers krijgen gezelschap
De NatuurkalenderBericht uitgegeven door Stichting Willem Beijerinck Biologisch Station op [publicatiedatum]
Met het omhoog gaan van de temperaturen komen veel loopkeversoorten weer tevoorschijn. Toch waren de afgelopen maanden ondanks de koudere omstandigheden ook al enkele soorten actief.
Uit gegevens die door Stichting Willem Beijerinck Biologisch Station tussen 1959 en nu op het Dwingelderveld zijn verzameld, blijken er verschillende loopkeversoorten te zijn die in de winter actief worden. Voorbeelden zijn: de heidehaaroogkever (Trichocellus cognatus, deze soort is hieronder afgebeeld), de heiderondbuik (Bradycellus ruficollis) en de gewone rondbuik (Bradycellus harpalinus). Binnen Nederland komen deze soorten vooral in heidegebieden voor. De grootste is nog geen halve centimeter lang, waardoor veel mensen deze diertjes nog nooit gezien hebben.
Zodra de temperaturen boven nul komen worden deze winteractieve loopkevers actief. Dan gaan deze echte rovers (de meeste loopkevers zijn vleeseters) op zoek naar een partner en prooi, zoals kleine insectenlarfjes of springstaarten. Wanneer het echt gaat vriezen dan is het ook voor deze soorten gedaan. In de bodem houden ze zich schuil en blijven inactief tot het weer warmer wordt.
Nu de temperatuur overdag flink boven nul komt kunnen er weer flink wat winteractieve loopkevers worden gezien. Gaande de lente neemt hun aantal echter af. Vanaf eind winter beginnen dan langzaam maar zeker de voorjaarssoorten te verschijnen, eigenlijk vergelijkbaar zoals dat met de diverse plantensoorten gaat.
De andere loopkeversoorten zijn in de winter ook wel te vinden. Het gaat dan om overwinteraars die zich verstopt hebben in afwachting van betere tijden. Bijvoorbeeld in tuinen onder plantenpotten, stenen of achter boomschors is er een goede kans dat er loopkevers zitten.
Tekst: Ivo Lustenhouwer, Stichting Willem Beijerinck Biologisch Station
Foto: Theodoor Heijerman