noordse woelmuis

Noordse woelmuis versus veldmuis, de winnaar verliest

Zoogdiervereniging
12-FEB-2011 - Op Koudenhoorn, een schiereiland bij de Kagerplassen in Zuid-Holland, worden noordse woelmuizen en veldmuizen gevangen. Op kleine schaal bekeken blijkt dat de twee soorten voor een groot deel op gescheiden plekken gevangen worden, er zijn dus echte veldmuizenplekjes en echte noordse woelmuizenplekjes. Gerichte en intensieve waarnemingen in het veld leerden dat de veldmuis bij confrontatie de verliezer is. Toch is de noordse woelmuis zeldzaam en delft als soort het onderspit. Hoe komt het dat de veldmuis toch als soort de noordse woelmuis kan verdrijven?

Bericht uitgegeven door de Zoogdiervereniging op [publicatiedatum]

Op Koudenhoorn, een schiereiland bij de Kagerplassen in Zuid-Holland, worden noordse woelmuizen en veldmuizen gevangen. Op kleine schaal bekeken blijkt dat de twee soorten voor een groot deel op gescheiden plekken gevangen worden, er zijn dus echte veldmuizenplekjes en echte noordse woelmuizenplekjes. Gerichte en intensieve waarnemingen in het veld leerden dat de veldmuis bij confrontatie de verliezer is. Toch is de noordse woelmuis zeldzaam en delft als soort het onderspit. Hoe komt het dat de veldmuis toch als soort de noordse woelmuis kan verdrijven?

Om meer te weten te komen over de onderlinge concurrentie bij de woelmuizensoorten is aan de zuidkant van de Kagerplassen, ten noorden van Leiden in Zuid-Holland, een onderzoek gestart. Het onderzoeksgebied ligt op een schiereiland en is met het dorp Warmond verbonden door een brug naar het vaste land. In een tamelijk droge rietzone werden tot onze verrassing nog regelmatig noordse woelmuizen gevangen. Op dezelfde locatie werden ook bosspitsmuizen, dwergmuizen, bosmuizen, rosse woelmuizen en veldmuizen gevangen. Voor veldmuizen lijkt het rietland een marginaal biotoop en het aantal vangsten ligt op ongeveer hetzelfde niveau als dat van de noordse woelmuis: circa één exemplaar per honderd vierkante meter.

Noordse woelmuis (foto: René Wanders)

Ontmoetingen
Uit diverse onderzoeken blijkt dat waar noordse woelmuizen en veldmuizen samen voorkomen de noordse woelmuis vaak het veld moet ruimen voor de veldmuis. Dit is zeker het geval wanneer de dichtheid van de veldmuis toeneemt en de vegetatie voor ze geschikt is. Nu is er nog heel weinig bekend over het hoe en waarom van deze onderlinge concurrentie en hoe het de veldmuis (en in andere gebieden ook de aardmuis) lukt om de toch behoorlijk grotere en zwaardere noordse woelmuis te verdringen. In het soortbeschermingsplan voor de noordse woelmuis wordt dan ook aangedrongen op onderzoek naar dit verschijnsel.

Om mogelijke verschillen in gedrag tussen veldmuis en noordse woelmuis te kunnen ontdekken en te registreren waar ze actief zijn is gestart met veldwaarnemingen. Ook is gekeken naar wat er zoal gebeurt bij eventuele ontmoetingen tussen de twee soorten.

In 2009 was het riet op Koudenhoorn voor een deel gemaaid. Daarbij werden ook banen open gemaakt door de riet- en zeggenkraag, waar de twee soorten woelmuizen samen voorkwamen. Zodoende werd vanuit die open gemaaide stukken ineens een betere inkijk in het leefgebied van beide soorten verkregen en was het mogelijk hen te zien tijdens het foerageren. Het was verder alleen nog maar een kwestie van geduld en heel veel stil op een krukje zitten bij die plekken, waarvan wij wisten, dat de twee soorten voorkwamen.

Onderzoeksgebied Koudenhoorn (foto: René Wanders)

Verrassend
Op zich was dat stil zitten eigenlijk nooit saai. Oog in oog komen met een rondsluipende roerdomp, een waterral die langs de oever rent, een ijsvogel die de vorst wel had overleefd balancerend op een overhangende rietstengel, een dwergmuis die heel voorzichtig om hoog klauterde naar een nog volle rietpluim of lisdodde, na het eerste halfuurtje stil zitten was er altijd wel wat te zien. Maar niet altijd de soorten waar het om ging. Toch werden in de loop van de rest van de winter en vooral het vroege voorjaar nog flink wat waarnemingen verzameld.

Allereerst viel, vergeleken met het gedrag van de veldmuis, de enorme beweeglijkheid van de noordse woelmuis op. Wanneer ze van onder de vegetatie vandaan komen zekeren beide soorten gedurende lange tijd. De veldmuis komt daarna voorzichtig, beetje bij beetje tevoorschijn of rent over korte afstand. Een noordse woelmuis aarzelt nog even, rent desnoods weer terug of steekt meteen een flink stuk over, soms wel meer dan vijf meter in één keer, stopt dan abrupt en gaat weer terug of duikt ergens anders weer onder de bedekking. Verrassender was het om te zien dat een noordse woelmuis ook regelmatig klimt, iets wat ik een veldmuis nooit heb zien doen. Ze komen dan boven in een zeggenpol tevoorschijn en rennen vervolgens er over heen weer verder, soms over meerdere zeggenpollen, voor ze de dekking weer in duiken. Ook als er sneeuw ligt doen ze dat nog.

Zoals te verwachten is, blijkt de noordse woelmuis ook vrijwillig te zwemmen. Er werd gezien dat ze van meer dan vijf meter van de oever duiken, zo diep, dat ze niet meer te zien waren en pas vele meters verder weer boven kwamen. Zo zwommen ze ook naar polleneilandjes ver van de oever af, om daar te gaan foerageren.

Onderzoeksgebied Koudenhoorn (foto: René Wanders)

Confrontaties
Op één plek is een voerplek gecreëerd om te proberen de twee woelmuissoorten tegelijkertijd te zien. Het waren daar de veldmuizen die tunneltjes maakten naar deze voerplek toe en dan vanuit hun tunneltje het voer verorberden. De noordse woelmuizen kwamen pas lange tijd nadat het voer er werd uitgestrooid en volgden meestal een andere tactiek. Ze renden vanuit een verder weg gelegen dekking naar de voerplek toe, pakten wat beet, meestal een groot item en renden dan met het eten weer terug de dekking in. Sommige herhaalden dit zelfs een aantal keren achtereen. Alsof ze bezig waren ergens anders alvast een voorraadje aan te leggen. Dit gedrag vertoonden ze zeker niet altijd, maar in ieder geval veel meer dan de veldmuizen, waarvan dat niet werd gezien. Een ander opvallend verschil was, dat veldmuizen elkaars nabijheid veel meer tolereerden en soms met drie tegelijk aanwezig waren bij uitgestrooid voedsel. Noordse woelmuizen toonden zich veel minder tolerant en benaderden elkaar, bij een eventuele ontmoeting, agressief. Het gevolg was dat nooit meer dan één noordse woelmuis tegelijk op de voederplaats werd gezien.

Confrontaties tussen de twee soorten werden maar vier keer gezien. Dat kwam waarschijnlijk ook doordat ze allebei vermijdend gedrag vertoonden. Zo gauw de ene soort arriveerde, terwijl de andere al op de voerplek was, trok meestal degene die aan het eten was zich terug zonder verdere interactie. Bij de keren dat het wel tot een confrontatie kwam bleek de noordse woelmuis agressief en veruit de sterkste. De noordse woelmuis won het altijd van de veldmuis, die vluchtgedrag vertoonde.

Natuurlijk zijn dit soort waarnemingen niet voldoende, zeker niet in deze aantallen, om achter het hoe en waarom van de concurrentie tussen de twee soorten te komen. Daarvoor moeten er veel meer gegevens verkregen worden, ook uit experimenten en laboratoriumobservaties in proefopstellingen. Maar de voorlopige veldwaarnemingen geven toch wel alvast een aanwijzing over het verschil in de aard van het beestje en zijn zeker aanleiding voor verder onderzoek.

Experiment
De op Koudenhoorn voorkomende kleinere veldmuizen lijken in het algemeen veel rustiger en toleranter en houden zich meer ondergronds op dan de forse noordse woelmuis, die zeker geen koudwatervrees vertoont en zich veel beweeglijker en agressiever gedraagt. Het is dan ook bijna niet voor te stellen dat veldmuizen de meestal grotere en agressievere noordse woelmuis zomaar weten te verdringen uit een gebied. Je kunt je afvragen of het verdwijnen van de noordse woelmuis van een plek, wanneer er veel veldmuizen aanwezig zijn, dan alleen maar een kwestie van voedselconcurrentie is tussen beide soorten of dat er toch ook andere onbekende factoren meespelen. En welke zijn dat dan?

Een klein experiment maakt aannemelijk dat het in ieder geval niet alleen om voedsel gaat. Eind februari hebben we bij wijze van proef een aantal veldmuizen weggevangen op de plekken, waar we vóór de vorst van januari eerst wel noordse woelmuizen vingen, maar erna alleen nog maar veldmuizen. In die periode van alleen veldmuizenvangsten was bij elke controle meer dan de helft van de vallen gewoon open. Het lijkt dus aannemelijk dat er toen geen noordse woelmuizen zaten. De negen weggevangen veldmuizen hebben we op meer dan tien kilometer afstand losgelaten, zodat we zeker waren dat ze niet terugkeerden. Al bij de eerstvolgende keer vangen, twee weken later, vingen we weer drie noordse woelmuizen op deze plekken. De rest van het jaar bleef het, zoals vanouds, noordse woelmuizengebied. Het lijkt er dus toch op, dat alleen al de aanwezigheid van veldmuizen de noordse woelmuis doet uitwijken. Hoe en waarom? We zouden het heel graag verder onderzoeken.

Tekst: René Wanders, dit artikel verscheen eerder in het populair-wetenschappelijke tijdschrift Zoogdier
Foto’s: René Wanders