Nijlgansjes in de kou
Vogelbescherming NederlandBericht uitgegeven door Vogelbescherming Nederland op woensdag 6 januari 2010
Op zich is het niet heel bijzonder om in deze tijd van het jaar jonge nijlganzen te zien, want de soort broedt bijna het hele jaar door. Toch zijn deze kleintjes - op 12 december gefotografeerd in Helmond - er wel erg vroeg bij: ouders met jongen zijn over het algemeen te zien tussen januari en oktober, met een piek van half april tot begin juni.
De nijlgans komt van oorsprong niet in ons land voor: het is een exoot. Het natuurlijke verspreidingsgebied van de nijlgans ligt in Afrika ten zuiden van de Sahara, met een uitloper langs de Nijl tot in Egypte. Al 2.200 jaar voor het begin van de jaartelling werd er melding gemaakt van het voorkomen van nijlganzen in Egypte. In de 18e eeuw is de nijlgans naar Engeland gebracht. In ons land ontsnapten er nijlganzen uit parken in Rijswijk en Wassenaar en in 1967 werd in Scheveningen het eerste broedgeval in het wild gemeld. De populatie is sindsdien explosief gegroeid en inmiddels zijn er zo’n 4.000 - 5.000 broedparen te vinden in de Randstad, Groningen, Drenthe en langs de grote rivieren.
De nijlgans broedt graag in de buurt van water, vaak in de nabijheid van steden en dorpen. De nesten worden op de grond gemaakt, in oude boomnesten van roofvogels, in boomholten of op gebouwen. Nijlganzen hebben één legsel per jaar. Gemiddeld worden er dan zeven tot acht eieren gelegd.
Nijlganzen gedijen niet goed bij heel strenge winters, voedsel zoeken is dan veel moeilijker. Bij periodes van kou zullen ze ijsvrij brak water opzoeken. Hopelijk hebben deze kleintjes de vorst wel overleefd!
Tekst: Nadja Jansma, Vogelbescherming Nederland
Foto: Andrew George