Konijn en jeneverbes: een moeizame relatie
Wageningen UniversityBericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR op zaterdag 7 november 2009
Het gaat goed met de konijnen in onze heide- en stuifzandgebieden; na de dramatische achteruitgang van enkele jaren geleden zijn de aantallen het afgelopen jaar weer duidelijk toegenomen. Dat is goed voor de natuur, maar het heeft ook consequenties voor het voorkomen van sommige plantensoorten. Door konijnenvraat krijgt bijvoorbeeld de jeneverbes amper de kans zich te verjongen, zo constateren onderzoekers van Alterra.
Foto: Reinier Smabers |
In de afgelopen jaren was het aantal konijnen door de ziekte VHD gedecimeerd, maar nu lijken de dieren weer als vanouds onze heide- en stuifzanden in bezit te hebben genomen. Leuk voor de wandelaars, en goed voor de natuur. Konijnen kunnen immers op de droge zandgronden al knabbelend verruiging van schrale graslanden en opslag van struiken tegengaan. En daarbij zorgen zij met hun noeste graafactiviteiten ook nog eens voor een gevarieerd landschap, waarin pleksgewijs de vegetatieontwikkeling steeds weer opnieuw kan beginnen. Een soort biologische reset-knop, zou je kunnen zeggen.
We hebben ze dan ook node gemist, die dartele kleine natuurbeheerders. Maar de korte periode van konijnloosheid heeft toch ook voor sommige soorten zijn nut gehad. Het bekendste voorbeeld is waarschijnlijk de jeneverbes. Gedurende tientallen jaren werden er van deze markante struik vrijwel geen zaailingen meer gevonden en er werd al voor het behoud van de soort in ons land gevreesd. Tot een aantal jaren geleden er op tal van plaatsen plotseling toch weer jonge jeneverbesplantjes verschenen. Zelden in grote aantallen, maar waarschijnlijk wel genoeg om het voortbestaan van de soort in ons land weer voor enige tijd veilig te stellen.
Jonge Jeneverbeszaailing (Boshuizerbergen. Noord-Limburg) (foto: Martijn Griek) |
De relatie tussen de opleving in de jeneverbesverjonging en de afwezigheid van konijnen was snel gelegd. Maar harde bewijzen ontbraken. Dat is ook logisch. Achter de verjongingsproblematiek van de jeneverbessen zit namelijk een heel complex van factoren: veranderend landgebruik, bodemverzuring, veroudering van de nog aanwezige struwelen, noem maar op. Uit recente onderzoeksresultaten blijkt echter duidelijk dat konijnenvraat wel degelijk ook een belangrijke rol speelt.
Om meer inzicht te krijgen in de optimale kiemingsomstandigheden van de jeneverbes werden vorig jaar op het Mantingerzand in Drenthe en op de heide bij Markelo in Twente zaaiproeven ingericht, waarin de invloed van verschillende beheervormen op het kiemsucces wordt onderzocht. Een deel van de proefvlakken werd uitgerasterd tegen konijnen, een deel niet. En ja hoor, binnen het raster kwam in de loop van deze zomer de verjonging goed op gang. Daarbuiten werden nauwelijks zaailingen gevonden. En wat al even aan de aandacht van de inmiddels weer volop aanwezige konijnen was ontsnapt, bleek toch geen lang leven te zijn beschoren.
We kunnen verwachten dat nu de aantallen konijnen weer toenemen, het voorlopig weer even gedaan is met de verjonging van jeneverbes in onze heide- en stuifzandgebieden. Dat hoeft op zich geen groot probleem te zijn. Op korte termijn is het van belang dat de jonge struikjes van de afgelopen jaren niet alsnog worden weggevreten. En voor de langere termijn moeten we misschien maar hopen dat er ‘op tijd’ weer een nieuwe dip in de konijnenstand zal ontstaan.
Het onderzoek naar de verjonging van jeneverbes vindt plaats in het kader van het plan 'Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit' van het Ministerie van LNV. De resultaten worden tevens gebruikt voor de opbouw van een referentiesysteem van abiotische randvoorwaarden van de Nederlandse natuur (www.synbios.alterra.nl). Meer informatie hierover is beschikbaar op www.kennisonline.wur.nl.
Tekst: Patrick Hommel en Rik Huiskes, Alterra Wageningen UR
Foto’s: Reinier Smabers (1), Martijn Griek (2)