Merels in de stad mijden spits
De Natuurkalender
8-MRT-2009 - Merels die in de stad wonen, beginnen eerder met zingen dan hun soortgenoten op het platteland. Dat komt omdat stadsvogels de spits willen vermijden. Door al het verkeer dat voorbij raast, zijn ze niet meer te horen. Dat blijkt uit onderzoek van Jelle Zuidema van de Universiteit van Amsterdam.
Bericht uitgegeven door De Natuurkalender op zondag 8 maart 2009.
Merels die in de stad wonen, beginnen eerder met zingen dan hun soortgenoten op het platteland. Dat komt omdat stadsvogels de spits willen vermijden. Door al het verkeer dat voorbij raast, zijn ze niet meer te horen. Dat blijkt uit onderzoek van Jelle Zuidema van de Universiteit van Amsterdam.
Taal
Zuidema heeft onderzoek gedaan naar de verschillen en overeenkomsten tussen menselijke taal en vogelzang. Daaruit blijkt dat deze twee niet met elkaar zijn te vergelijken. Het talent dat de mens voor taal heeft, is uniek in de natuur. Vogelzang heeft nauwelijks betekenis en is alleen bedoeld om vrouwtjes aan te trekken en mannetjes af te schrikken, aldus de onderzoeker.
Grammatica
Geen aap of vogel kan de manier waarop mensen betekenisloze klinkers en medeklinkers samenvoegen tot zinnen, nadoen. Toch zit er volgens Zuidema in de zang van sommige vogels een structuur van grammaticaregels. Die hebben echter geen enkele betekenis, behalve dat een moeilijke noot meer indruk kan maken op andere vogels.
Harder, hoger en sneller
Er is in het verleden al meer onderzoek gedaan naar vogelzang. Hieruit bleek dat stadsvogels harder zingen dan hun soortgenoten in het bos. En onderzoek onder koolmezen maakte duidelijk dat stadse koolmezen hoger en sneller zingen dan soortgenoten in het bos. In een stad met veel laagtonig achtergrondruis moet de mees de toonhoogte en het tempo van zijn melodie wat opschroeven. De koolmees is zeer succesvol in steden: deze vogel heeft van nature een uitgebreid zangrepertoire en is daarom goed in staat zich aan de moderne, rumoerige tijden aan te passen. Dat geldt niet voor alle vogels. Vooral bijzondere types hebben deze flexibiliteit niet. Zij zijn gedwongen de steden te verlaten en stille oorden op te zoeken.
Tekst: Wichertje Bron, De Natuurkalender
Bron: o.a. ANP
Foto: Malene Thyssen, GNU-licentie en Creative Commons Attribution Share Alike
Merels die in de stad wonen, beginnen eerder met zingen dan hun soortgenoten op het platteland. Dat komt omdat stadsvogels de spits willen vermijden. Door al het verkeer dat voorbij raast, zijn ze niet meer te horen. Dat blijkt uit onderzoek van Jelle Zuidema van de Universiteit van Amsterdam.
Taal
Grammatica
Geen aap of vogel kan de manier waarop mensen betekenisloze klinkers en medeklinkers samenvoegen tot zinnen, nadoen. Toch zit er volgens Zuidema in de zang van sommige vogels een structuur van grammaticaregels. Die hebben echter geen enkele betekenis, behalve dat een moeilijke noot meer indruk kan maken op andere vogels.
Harder, hoger en sneller
Er is in het verleden al meer onderzoek gedaan naar vogelzang. Hieruit bleek dat stadsvogels harder zingen dan hun soortgenoten in het bos. En onderzoek onder koolmezen maakte duidelijk dat stadse koolmezen hoger en sneller zingen dan soortgenoten in het bos. In een stad met veel laagtonig achtergrondruis moet de mees de toonhoogte en het tempo van zijn melodie wat opschroeven. De koolmees is zeer succesvol in steden: deze vogel heeft van nature een uitgebreid zangrepertoire en is daarom goed in staat zich aan de moderne, rumoerige tijden aan te passen. Dat geldt niet voor alle vogels. Vooral bijzondere types hebben deze flexibiliteit niet. Zij zijn gedwongen de steden te verlaten en stille oorden op te zoeken.
Tekst: Wichertje Bron, De Natuurkalender
Bron: o.a. ANP
Foto: Malene Thyssen, GNU-licentie en Creative Commons Attribution Share Alike